ECLI:NL:RBDHA:2019:3691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
7495132 / 19-2471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomenstoets bij toewijzen huurwoning en de gevolgen van onjuiste inkomensgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Rijswijk Wonen en twee gedaagden. De eiseres, Stichting Rijswijk Wonen, had een huurovereenkomst met de gedaagden voor een eengezinswoning, maar heeft deze per brief van 18 december 2018 buitengerechtelijk vernietigd. De reden hiervoor was dat de gedaagden onjuiste inkomensgegevens hadden verstrekt, waardoor de huurovereenkomst op onjuiste gronden was aangegaan. Eiseres vorderde in het kort geding dat de gedaagden de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zouden ontruimen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2019 werd duidelijk dat de gedaagden hun inkomensverklaring over 2015 hadden overgelegd, waaruit bleek dat hun inkomen € 33.468,- was. Echter, later bleek uit een brief van het openbaar ministerie dat hun gezamenlijke inkomen in 2015 slechts € 24.356,- was. Eiseres stelde dat de gedaagden hierdoor bedrog hadden gepleegd en dat zij verplicht waren om woningen passend toe te wijzen op basis van inkomensgegevens.

De kantonrechter oordeelde dat niet vaststond dat eiseres een spoedeisend belang had bij de vordering. De gedaagden waren doorstromers van een andere sociale huurwoning en er was geen bodemprocedure gestart door eiseres. De rechter concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de bodemrechter de vordering zou toewijzen, omdat er geen bewijs was dat de gedaagden zelf bedrog hadden gepleegd. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
VE
Rolnr.: 7495132 / 19-2471
27 maart 2019
Vonnis ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
stichting
Stichting Rijswijk Wonen,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon,
tegen
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
wonende te Den Haag,
gedaagden,
gemachtigde: mr. J.C. Herweijer.

1.De procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 8 februari 2019, met producties;
- de door de gemachtigde van gedaagde overgelegde pleitnotitie.
1.2
Op 6 maart 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen: namens eiseres de heer [betrokkene] , bijgestaan door zijn gemachtigde en gedaagden, bijgestaan door hun gemachtigde. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Partijen zijn met ingang van 24 februari 2017 een huurovereenkomst aangegaan voor de eengezinswoning aan de [adres] te [plaats] tegen een maandelijkse huurprijs van laatstelijk € 711,83, inclusief servicekosten.
2.2
Eiseres heeft de huurovereenkomst met gedaagden per brief van 18 december 2018 buitengerechtelijk vernietigd.

3.De vordering

3.1
Eiseres heeft bij inleidende dagvaarding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de woning staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van eiseres zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten;
3.2
Eiseres legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Eiseres is verplicht om woningen passend toe te wijzen. Daarvoor wordt een inkomenstoets gebruikt, waarvoor inkomensverklaringen van de belastingdienst nodig zijn. Als voorwaarden voor het toewijzen van de woning aan gedaagden is onder meer de eis dat het inkomen van het drie-of meerpersoonshuishouden tussen de € 30.000,- en € 45.000,- is. Gedaagden hebben op 28 december 2016 hun inkomensverklaring overgelegd en hieruit blijkt dat hun geregistreerd inkomen over 2015 € 33.468,- is. Vervolgens is eiseres op basis van die gegevens een huurovereenkomst met gedaagden aangegaan op 24 februari 2017. Op 5 november 2018 ontvangt eiseres een brief van het openbaar ministerie met als bijlage een proces-verbaal van de opgevraagde IB-60 formulieren waaruit blijkt dat gedaagden gezamenlijk een stuk minder verdienen dan de eis die eiseres stelt voor het aangaan van de huurovereenkomst. Het gezamenlijk inkomen over 2015 is namelijk € 24.356,-.
3.3
Gedaagden hebben ten behoeve van de huurovereenkomst onjuiste inkomensgegevens overgelegd en hebben daardoor bedrog gepleegd. Eiseres heeft hierdoor ook gedwaald en is op onjuiste gronden een huurovereenkomst aangegaan. Toen eiseres erachter kwam dat de verstrekte inkomensgegevens over 2015 onjuist waren, heeft zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden per brief van 18 december 2018 en gedaagden in de gelegenheid gesteld om uit eigen beweging de woning te verlaten. Daaraan hebben gedaagden geen gehoor gegeven, waardoor eiseres zich genoodzaakt zag een gerechtelijke procedure op te starten.
3.4
Het spoedeisend belang vloeit volgens eiseres voort uit de aard van de zaak. Eiseres wil een einde maken aan de onrechtmatige situatie die nu bestaat. Daarbij is van belang dat eiseres als toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet de verplichting heeft te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen onder haar doelgroep: woningzoekenden die ingeschreven staan bij Woonnet Haaglanden en voor wie de woning op basis van het inkomen en de gezinssamenstelling passend is.

4.Het verweer

4.1
Gedaagden voeren het volgende ten verwere aan. Het gevorderde is te verstrekkend voor een kort geding procedure en het vonnis mag niet vooruitlopen op de uitkomst van de bodemprocedure wanneer niet met grote mate van zekerheid vaststaat wat de uitkomt van de bodemprocedure zal zijn. De bodemprocedure is nog steeds niet gestart door eiseres. Gedaagden hebben eiseres niet opgelicht noch vals voorgelicht. De inkomensgegevens zijn door een door gedaagden ingeschakelde tussenpersoon aan eiseres verstrekt. Gedaagden hoefden er niet op bedacht te zijn dat de tussenpersoon hun gegevens zou veranderen. Gedaagden hadden al een sociale huurwoning voordat zij in de woning aan de [adres] te [plaats] trokken. Het inkomen van gedaagden past binnen de inkomensgrenzen die van toepassing zijn. Ook al zouden gedaagden in 2015 een iets te laag inkomen hebben, dan nog zouden zij de woning toegewezen krijgen indien hun inkomen op het moment van toewijzing en ondertekenen van de huurovereenkomst voldoende was. Dit staat ook op de website van eiseres. Het inkomen van gedaagden bedroeg in 2017 gezamenlijk € 36.894,-. Op 24 februari 2017 is de huurovereenkomst getekend. Dit is ook de enige keer geweest dat gedaagden bij eiseres op kantoor zijn geweest en hebben getekend. De datum op het inkomensregistratieformulier van 28 december 2016 klopt dus ook niet.

5.De beoordeling

5.1
De kantonrechter is van oordeel dat niet vast staat dat eiseres een spoedeisendheid belang heeft bij haar vordering en wel om de volgende redenen. Gedaagden zijn zogenaamde “doorstromers” van een andere sociale huurwoning en daardoor doet het verdringingseffect op de sociale huurwoningmarkt op het eerste gezicht zich niet voor. Dit klemt te meer omdat gedaagden volgens eiseres “te duur” zijn gaan wonen en geen woning bezetten die bij een lager inkomen passend zou zijn. Daarnaast is er door eiseres geen bodemprocedure gestart. Hieruit wordt mede afgeleid dat het belang van onderhavige zaak niet zo spoedeisend is als dat eiseres stelt.
5.2
De kantonrechter dient in een kort geding procedure de vraag te beantwoorden of het aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure de vordering zou toewijzen. De kantonrechter oordeelt dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt. Niet is aangetoond met relevante bewijsstukken dat gedaagden zelf bedrog hebben gepleegd door middel van het overleggen van een valse inkomensverklaring of bij eiseres dwaling over hun inkomensgegevens hebben teweeg gebracht of daarvan moesten weten, danwel dat de door gedaagden ingeschakelde tussenpersoon onjuiste inkomensgegevens aan eiseres heeft verstrekt waardoor de woning onterecht aan hen is toebedeeld. In dit kader heeft Blaak namens eiseres verklaard dat het niet ongewoon is dat (aanstaande) huurders maar één contact moment met eiseres hebben en dat dat is op het moment van tekenen van de huurovereenkomst. Daarnaast blijkt uit niets wat de doorslaggevende datum is voor het vaststellen van de inkomensgegevens op grond waarvan de huurovereenkomst is aangegaan. Niet duidelijk is of het moment van reageren op de aangeboden huurwoning, het insturen van de inkomensgegevens of het moment van tekenen van de huurovereenkomst doorslaggevend is. Tevens is het de vraag of een inkomenstoets überhaupt noodzakelijk is, aangezien er op het door eiseres gehanteerde “inkomensregistratie formulier overzicht” staat dat passend toewijzen van een woning wettelijk niet hoeft.
5.3
Gelet op het hiervoor overwogene is allerminst duidelijk hoe de beslissing van de bodemrechter zal luiden. De kantonrechter zal daarom weigeren de gevraagde voorziening toe te wijzen.
5.4
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing ex artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
De kantonrechter:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden vastgesteld op € 480,- aan salaris gemachtigde;
3. verklaart dit vonnis, wat betreft de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.