Uitspraak
Rechtbank den haag
Stichting Rijswijk Wonen,
eiseres,
gedaagden,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Rijswijk Wonen en twee gedaagden. De eiseres, Stichting Rijswijk Wonen, had een huurovereenkomst met de gedaagden voor een eengezinswoning, maar heeft deze per brief van 18 december 2018 buitengerechtelijk vernietigd. De reden hiervoor was dat de gedaagden onjuiste inkomensgegevens hadden verstrekt, waardoor de huurovereenkomst op onjuiste gronden was aangegaan. Eiseres vorderde in het kort geding dat de gedaagden de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zouden ontruimen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2019 werd duidelijk dat de gedaagden hun inkomensverklaring over 2015 hadden overgelegd, waaruit bleek dat hun inkomen € 33.468,- was. Echter, later bleek uit een brief van het openbaar ministerie dat hun gezamenlijke inkomen in 2015 slechts € 24.356,- was. Eiseres stelde dat de gedaagden hierdoor bedrog hadden gepleegd en dat zij verplicht waren om woningen passend toe te wijzen op basis van inkomensgegevens.
De kantonrechter oordeelde dat niet vaststond dat eiseres een spoedeisend belang had bij de vordering. De gedaagden waren doorstromers van een andere sociale huurwoning en er was geen bodemprocedure gestart door eiseres. De rechter concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de bodemrechter de vordering zou toewijzen, omdat er geen bewijs was dat de gedaagden zelf bedrog hadden gepleegd. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.