In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres Fatum General Insurance N.V. een vordering ingesteld tegen een aannemer, [gedaagde], wegens aansprakelijkheid voor waterschade die is ontstaan na het open laten staan van een warmwaterkraan. De schade deed zich voor nadat een warmwaterleiding was geraakt tijdens verbouwingswerkzaamheden in een appartementencomplex. De bewoonster van het appartement, die op dat moment onder de douche stond, heeft de kraan open laten staan terwijl de watertoevoer tijdelijk was afgesloten voor herstelwerkzaamheden. Hierdoor ontstond er schade in het appartement dat eigendom was van de verzekerde van Fatum.
De rechtbank heeft op 5 april 2019 mondeling uitspraak gedaan en de vorderingen van Fatum afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de aannemer niet onrechtmatig had gehandeld en dat er geen sprake was van een schending van de zorgplicht. Fatum had onvoldoende onderbouwd dat de aannemer had moeten weten waar de leidingen zich bevonden en dat hij niet de juiste voorzorgsmaatregelen had getroffen. De rechtbank concludeerde dat de schade niet aan de aannemer kon worden toegerekend, aangezien de bewoonster zelf verantwoordelijk was voor het open laten staan van de kraan.
De rechtbank heeft Fatum bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op een totaal van € 4.098,--, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel aannemers als bewoners in situaties waarin schade kan ontstaan door onachtzaamheid.