ECLI:NL:RBDHA:2019:3773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
rekestnummer: C/09/569597 / FT RK 19/341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een saneringsvoorstel in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot een weigerachtige schuldeiser

Op 5 maart 2019 heeft verzoekster een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek aan verweerster, Grouwels Vastgoed B.V., om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Tijdens de zitting op 3 april 2019 zijn beide partijen gehoord. Verzoekster heeft een totale schuld van € 37.350,96 aan tien schuldeisers, waarvan de vordering van verweerster € 13.277,84 bedraagt. De aangeboden schuldregeling voorziet in een uitkering van 7,16% aan preferente en 3,58% aan concurrente schuldeisers, wat door de meeste schuldeisers is aanvaard, behalve door verweerster.

Verzoekster stelt dat verweerster onterecht heeft geweigerd in te stemmen met de schuldregeling, terwijl de andere schuldeisers wel akkoord zijn gegaan. Verweerster heeft haar weigering gebaseerd op het feit dat verzoekster haar betalingsverplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. De rechtbank oordeelt dat een schuldeiser in principe vrij is om volledige betaling van zijn vordering te eisen, maar dat onder bijzondere omstandigheden een schuldeiser kan worden gedwongen om in te stemmen met een schuldregeling.

De rechtbank concludeert dat het aangeboden saneringsvoorstel het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat is, gezien haar arbeidsongeschiktheid en de lange weg naar herstel. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster toe en beveelt verweerster om in te stemmen met de schuldregeling, terwijl verzoekster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/569597 / FT RK 19/341
vonnis van 17 april 2019
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
tegen
Grouwels Vastgoed B.V.,
gevestigd te Maastricht,
vertegenwoordigd door Gerechtsdeurwaarders Van de Pas B.V..
gevestigd te Weert,
verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 5 maart 2019 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen van verweerster in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 3 april 2019 zijn verzoekster, vergezeld van [A] en [B] van de gemeente Den Haag, alsmede [Z], namens verweerster, hierover gehoord.
1.3
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Verzoekster heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder a Fw een totale schuld van € 37.350,96 aan 10 schuldeisers.
2.2
De vordering van verweerster op verzoekster bedraagt € 13.277,84 zijnde 35,55 % van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekster is bij brief van 31 augustus 2018 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan de preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 7,16 % en 3,58 tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.4
De aangeboden schuldregeling is, behoudens door verweerster, door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
Verzoekster stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
Verweerster heeft aan haar weigering het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster is gedurende een lange periode haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit huurovereenkomst tussen haar en verweerster niet nagekomen, hetgeen uiteindelijk tot een ontbinding van de huurovereenkomst en tot een ontruiming heeft geleid. Indien verzoekster een baan vindt, kan zij meer aanbieden aan haar schuldeisers.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan dan ook slechts onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling die er toe zal leiden dat door de schuldeisers afstand moet worden gedaan van een deel van een vordering. Een verzoek om weigerachtige schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal slechts kunnen worden toegewezen als de desbetreffende schuldeisers – in dit geval verweerster – in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen enerzijds de onevenredigheid tussen het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoekster of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt.
4.2
Aan de schuldeisers is een saneringsvoorstel gedaan, inhoudende een eenmalige betaling tegen finale kwijting ter hoogte van 7,16% van preferente vorderingen en 3,58% van concurrente vorderingen. Er is één weigerachtige schuldeiser waarvan de vordering 35,55% van de totale schuldeisers vertegenwoordigd. Aan de door die schuldeiser gestelde omstandigheden uit het verleden die aan het ontstaan van diens vordering ten grondslag liggen, kan de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toekennen. Wel aan het antwoord van de door die schuldeiser opgeworpen vraag of het aangeboden saneringsvoorstel het uiterste is waartoe de verzoekster financieel in staat moet worden geacht. Hiertoe neemt de rechtbank in overweging dat het voorstel dat aan de schuldeisers is gedaan, gebaseerd is op de maximale aflossingscapaciteit volgens de NVVK-normen. Het is niet aannemelijk dat in een wettelijk traject van drie jaar tot een hogere aflossingscapaciteit kan worden gekomen. Verzoekster is thans arbeidsongeschikt en gezien de in de medische rapportage d.d. 24 januari 2019 beschreven medische problematiek en de daarvoor benodigde behandeling zal de weg naar herstel een lange periode in beslag nemen. Dit tevens gezien de sociale problematiek waarmee een deel van de medische problematiek verband houdt.
Verzoekster is gedurende lange periode dakloos en is aangewezen op nachtopvang, hetgeen zwaar voor haar is en tezamen met haar financiële situatie veel spanningen met zich brengt. Zij heeft tevergeefs geprobeerd om een urgentieverklaring te krijgen om op korte, of in ieder geval redelijke, termijn voor woonruimte in aanmerking te komen. Die urgentieverklaring is haar geweigerd. Het moet er dus voor worden gehouden dat het nog langere tijd zal duren voordat verzoekster over zelfstandige woonruimte kan beschikken, hetgeen ook zijn weerslag heeft op de medische situatie van verzoekster. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat verzoekster, gezien haar opleiding en ervaring, een baan zal kunnen verwerven waarvan de inkomsten zodanig zullen zijn, dat daarmee een aflossingscapaciteit kan worden gerealiseerd die hoger is van voornoemde maximale aflossingscapaciteit volgens de NVVK-normen. Dit alles maakt dat de rechtbank aannemelijk acht dat het aangeboden saneringsvoorstel het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat moet worden geacht.
4.3
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het hier om een onderbouwd voorstel gaat, dat de overige acht schuldeisers wel met de voorstelde regeling hebben ingestemd, een dergelijke minnelijke regeling tot snellere betaling aan de schuldeisers zal leiden, dat een vlotte(re) schuldenregeling kan bijdragen aan vermindering van spanningen van verzoekster voor zover deze verband houden met haar financiële situatie en aldus bevorderlijk kan zijn voor verbetering van haar situatie, alsmede dat gezien het vorenstaande niet aannemelijk is dat een wettelijk schuldsaneringstraject de schuldeisers financieel meer zal opleveren. Dit alles leidt de rechtbank tot het oordeel dat de weigerachtige schuldeiser – hoewel haar vordering een fors aandeel in de totale schuldenlast van verzoekster vertegenwoordigt – in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. De verzochte dwangregeling zal derhalve worden toegewezen.
4.4
Verzoekster heeft tevens een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ingediend. Verzoekster zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, nu zij geen belang meer heeft bij dat verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt Grouwels Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door Gerechtsdeurwaarders Van de Pas B.V. in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde schuldregeling;
5.2
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2019 in tegenwoordigheid van D.D. Elsayed-Vorst, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.