ECLI:NL:RBDHA:2019:38
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van asielvergunning wegens onjuiste gegevens en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in het bezit is van een Armeens paspoort, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had eerder een asielvergunning verkregen op basis van een asielaanvraag die hij op 23 oktober 2012 indiende, waarbij hij verklaarde alleen de Syrische nationaliteit te hebben. Echter, uit een visumonderzoek bleek dat hij op 24 augustus 2012 een Italiaans visum had verkregen in een Armeens paspoort. Dit leidde tot de intrekking van zijn asielvergunning met terugwerkende kracht tot 23 oktober 2012, omdat hij onjuiste gegevens had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende aannemelijk had gemaakt dat de eiser bewust gegevens had achtergehouden die tot afwijzing van de asielaanvraag zouden hebben geleid. De rechtbank verwierp het verweer van de eiser dat hij geen weet had van het Armeense paspoort en dat de intrekking in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod van twee jaar terecht waren, en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.