ECLI:NL:RBDHA:2019:3837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
NL19.4410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Egyptische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op een onbekende datum en in het bezit van de Egyptische nationaliteit, had op 17 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit besluit is genomen na een verzoek aan de Duitse autoriteiten om eiser terug te nemen, wat door Duitsland is goedgekeurd.

Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Eiser stelt dat hij in Duitsland geen eerlijke asielprocedure heeft gehad, omdat hij daar twee maanden in detentie heeft verbleven en gedwongen werd een asielverzoek in te dienen zonder juridische bijstand. Hij betoogt dat zijn individuele omstandigheden niet zijn meegewogen en dat hij psychische klachten heeft die bij overdracht naar Duitsland zullen verergeren.

De rechtbank overweegt dat artikel 17 van de Dublinverordening een discretionaire bevoegdheid biedt aan de staatssecretaris om een asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank toetst deze beoordeling terughoudend. Gezien de aangevoerde argumenten van eiser, concludeert de rechtbank dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken. Eiser heeft zijn gestelde ervaringen in Duitsland niet onderbouwd en heeft geen recente medische stukken overgelegd die zijn psychische problemen aantonen. Duitsland heeft bovendien gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser adequaat zal worden behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4410
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Egyptische nationaliteit. Hij heeft op 17 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de autoriteiten van Duitsland op grond van de Dublinverordening [1] gevraagd eiser terug te nemen. De Duitse autoriteiten hebben met dit verzoek ingestemd.
2. Verweerder heeft vervolgens de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
3. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Hij stelt dat hij in Duitsland geen eerlijke asielprocedure heeft gehad. Eiser heeft daar twee maanden in detentie verbleven en is gedwongen een asielverzoek in te dienen. Voor hem was het niet mogelijk te klagen bij de (hogere) autoriteiten, omdat hij niet werd bijgestaan door een advocaat. Eiser stelt ook dat niet is gekeken naar zijn individuele verhaal, maar uitsluitend naar de situatie in zijn land van herkomst. Eiser heeft psychische klachten en bij overdracht zullen deze toenemen.
4. Artikel 17 van de Dublinverordening geeft een discretionaire bevoegdheid op grond waarvan verweerder een asielaanvraag onverplicht in behandeling kan nemen. De rechtbank dient deze beoordeling terughoudend te toetsen. Op grond van wat eiser heeft aangevoerd heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken. Eiser heeft zijn gestelde ervaringen in Duitsland niet onderbouwd. Evenmin heeft hij recent gedateerde medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij psychische problemen heeft en hiervoor specialistische behandeling behoeft. Met het claimakkoord heeft Duitsland gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser in Duitsland in behandeling zal worden genomen en dat hij adequaat zal worden opgevangen. Bij voorkomende problemen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland dient eiser hierover te klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Met de enkele stelling dat hij niet is bijgestaan door een advocaat heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk is.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.