ECLI:NL:RBDHA:2019:3897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/09/568343 / JE RK 19-396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 2 april 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De minderjarige, geboren in 2001, verblijft feitelijk op een onbekende locatie en is sinds een maand vermist. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de vader en de moeder van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de minderjarige niet bereid waren om te verschijnen, waardoor hun getuigenis niet kon worden gehoord. De kinderrechter overweegt dat de wet vereist dat een verzoek tot machtiging tot opname in een gesloten accommodatie moet worden ondersteund door de instemming van een gedragswetenschapper die de jeugdige kort tevoren heeft onderzocht. In dit geval was dit niet mogelijk omdat de minderjarige was weggelopen. Hierdoor kon de kinderrechter de gevraagde machtiging niet verlenen. De moeder van de minderjarige heeft zich tegen het verzoek verzet en aangegeven dat zij niet meer wil meewerken aan de gesloten jeugdhulp, omdat zij geen vertrouwen heeft in de effectiviteit daarvan.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot machtiging af te wijzen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 18 april 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/568343 / JE RK 19-396
Datum uitspraak: 2 april 2019

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 12 februari 2019 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige]
advocaat: mr. C.P. Zwaanswijk te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
en
F.
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 15 maart 2019 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige niet met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht.
Op 2 april 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI]
- de moeder;
- mr. C.P. Zwaanswijk.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader;
- [minderjarige] .

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk op een voor de rechtbank onbekende plek.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 25 september 2018 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 4 oktober 2018 tot 30 augustus 2019,
alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend van 4 oktober 2018 tot 4 januari 2019.
- Bij beschikking d.d. 18 december 2018 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 4 januari 2019 tot 4 april 2019.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode tot aan de meerderjarigheid. Daartoe is door de gecertificeerde instelling aangevoerd dat er nog sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. [minderjarige] kan zich moeilijk aan afspraken houden en accepteert met name het gezag van de moeder onvoldoende. Een thuisplaatsing zal zorgen voor onveilige situaties en daarnaast wordt de kans op recidive vergroot. [minderjarige] is weggelopen bij Schakenbosch en is inmiddels een maand vermist. Er is contact via WhatsApp en [minderjarige] heeft bij de jeugdbeschermer aangegeven zich voorlopig schuil te houden en geen hulpverlening of andere bemoeienis meer te willen. De jeugdbeschermer maakt zich zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] dient terug gesloten geplaatst te worden tot er een geschikte plek is op een open groep, zodat hij voor zijn achttiende levensjaar stapsgewijs kan toewerken naar meer vrijheden. De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek en zal [minderjarige] zodra hij weer boven water is zo snel mogelijk laten onderzoeken door een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Mr. C.P. Zwaanswijk heeft aangegeven [minderjarige] niet meer gesproken te hebben nadat hij is weggelopen, waardoor zijn huidige wensen bij de advocaat onbekend zijn. Gelet op het feit dat wat de instemmingsverklaring betreft niet aan de vereisten van de wet is voldaan, bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. Nu [minderjarige] al relatief lang weggelopen is, ziet de advocaat tot slot geen heil in het verlenen van een spoedmachtiging met een nieuwe zitting binnen twee weken.
De moeder heeft zich tegen het verzoek verweerd en de kinderrechter gevraagd het verzoek af te wijzen. De moeder heeft tot nu toe overal aan meegewerkt, maar is niet meer van plan dat nog te doen. De moeder is erg ontevreden over wat er tot nu toe bij [minderjarige] in de gesloten setting van Schakenbosch is bereikt. [minderjarige] heeft daar niets geleerd en de moeder heeft er ook onvoldoende vertrouwen in dat er alsnog iets bereikt gaat worden. Zij heeft meermalen geklaagd bij Schakenbosch. Het rechtssysteem heeft ten aanzien van [minderjarige] gefaald en het is oneerlijk dat [minderjarige] daarvoor als het ware gestraft wordt. De moeder wil dat [minderjarige] nu veilig naar huis komt.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de vader en [minderjarige] niet bereid zijn zich te doen horen, zodat het horen van deze personen op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van het verzoek als volgt. Een machtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven is zeer ingrijpend. Om die reden heeft de wetgever in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet bepaald dat het verzoek moet zijn voorzien van de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort te voren heeft onderzocht.
De kinderrechter constateert dat aan deze voorwaarde in onderhavige zaak niet is voldaan. De gedragswetenschapper heeft [minderjarige] namelijk niet onderzocht, omdat hij is weggelopen en het onderzoek daardoor feitelijk onmogelijk was. De kinderrechter kan daarom de verzochte machtiging niet verlenen.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter nog dat – zoals ter zitting ter sprake is gekomen - een spoedmachtiging niet verleend kan worden nu een verzoek daartoe niet is ingediend.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 april 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.