Op 21 maart 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016 in Servië. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige, vanwege ernstige zorgen over haar basale veiligheid, huiselijk geweld en hechtingsproblematiek. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft in het verleden wisselend gereageerd op hulpverlening en heeft zich niet altijd aan veiligheidsafspraken gehouden. De vader heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en zijn terugkeer zou de situatie van de minderjarige kunnen verergeren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel meewerkt met de hulpverlening, maar dat er nog onvoldoende zicht is op haar opvoedvaardigheden en leerbaarheid. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin, waar het goed met haar gaat. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden te verlenen, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter benadrukt het belang van intensieve begeleiding voor de moeder en het creëren van duidelijkheid over het toekomstperspectief van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er zal een vervolgzitting plaatsvinden om de voortgang te bespreken.