Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van SecurCash Nederland B.V., die een verzoekschrift had ingediend voor surseance van betaling en een afkoelingsperiode op basis van artikel 241a van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen, ondanks dat er aanvankelijk onjuiste informatie over een faillissement van de vennootschap was verspreid. De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure als hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de vennootschap in Nederland ligt.
Tijdens de zitting zijn de advocaten van de verzoekster, mrs. C. Boersma en C.M. Molhuysen, aanwezig geweest, samen met andere betrokkenen. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een aantal stukken ontbraken bij het verzoekschrift, maar deze zijn ter zitting alsnog overgelegd. De rechtbank heeft de benoembaarheid van de advocaten mr. drs. M.M. Hoving en mr. M.C. Udink als bewindvoerders getoetst, gezien de onjuiste informatie die over hen circuleerde. Ondanks hun eerdere betrokkenheid bij de onderneming, heeft de rechtbank geoordeeld dat zij voldoende onafhankelijk zijn om hun rol als bewindvoerder te vervullen.
De rechtbank heeft besloten om drie bewindvoerders te benoemen, waaronder mr. Hoving en mr. Udink, en heeft mr. D. Nobel benoemd tot rechter-commissaris. De beschikking bevat ook bepalingen over de bevoegdheden van derden en de oproeping van schuldeisers voor een zitting op 5 april 2019. De rechtbank heeft de voorlopige surseance van betaling verleend en de procedure als hoofdinsolventieprocedure gekwalificeerd, conform de Europese regelgeving.