ECLI:NL:RBDHA:2019:406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
NL18.22527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Togolees lid van de Pan African National Party

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser uit Togo, die lid is van de Pan African National Party (PNP). De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn politieke activiteiten.

De eiser stelde dat hij in de negatieve belangstelling van de Togolese autoriteiten stond vanwege zijn betrokkenheid bij de PNP, waar hij als vrijwilliger actief was in het organiseren van bijeenkomsten. Hij heeft verklaard dat hij in 2016 naar Ghana is gevlucht en later naar China is gegaan, voordat hij naar Nederland kwam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die hij stelt te hebben ondervonden niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het feit dat de eiser in zijn asielrelaas niet consistent was en dat zijn verklaringen over zijn politieke activiteiten en de gevolgen daarvan niet voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.22527

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum).

ProcesverloopBij besluit van 21 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.22528, plaatsgevonden op 10 januari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F.S. Bernstein. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Togolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987. Eiser heeft op 26 januari 2018 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij lid is van de Pan-African National Party (PNP). Als vrijwilliger reed hij rond op een motor met een speaker om mensen op te roepen voor bijeenkomsten, waar de boodschap aan de bevolking was dat er in Togo geen vrijheid, democratie en drinkwater is. Ook zouden de zorgvoorzieningen in Togo slecht zijn. Eiser stelt dat hij als gevolg hiervan vanaf 2016 in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Hij merkte dat hij werd gevolgd door soldaten. Eiser heeft een kopie van een arrestatiebevel overgelegd. Vervolgens is eiser naar Ghana gevlucht. De reden voor zijn vlucht is dat Togolezen vrezen voor hun leven en dat er geen democratische rechtsstaat is. Eiser heeft verklaard in Ghana veilig te zijn, maar daar niets te hebben. Vervolgens is eiser gevlucht naar China. Na een verblijf van anderhalf jaar in China is eiser naar Nederland gekomen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- lidmaatschap en politieke activiteiten bij de PNP;
- problemen naar aanleiding van politieke activiteiten.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daaraan heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook acht verweerder het lidmaatschap en politieke activiteiten bij de PNP geloofwaardig. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser problemen naar aanleiding van politieke activiteiten heeft ondervonden. Middels het verweerschrift van 12 december 2018 handhaaft verweerder niet langer het standpunt dat de aanvraag van eiser wordt afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Hiertoe is redengevend dat de Staatsecretaris bij brief van 7 december 2018 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft bericht dat een uitgebreidere beoordeling van Togo is aangewezen, zodat de aanwijzing van Togo als veilig land van herkomst in de tussentijd wordt opgeschort.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser is van oordeel dat hij, anders dan verweerder stelt, als actief lid van de PNP in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. De overweging van verweerder dat eiser zich niet op enige wijze onderscheidt van de overige leden van de PNP is onjuist, omdat hij zichtbaar meehielp aan het organiseren van manifestaties van de PNP. Het verwijt van verweerder dat eiser vaag en ongefundeerd heeft verklaard over de omstandigheid dat hij gevolgd werd, kan niet gevolgd worden. Eiser kan niet precies verklaren waarom hij gevolgd werd door soldaten, omdat hij de soldaten daarover nooit heeft gesproken. De stelling van verweerder dat eiser niet in de negatieve belangstelling stond van de autoriteiten omdat zijn paspoort en ID-kaart zijn afgegeven, is onjuist. De identiteitsdocumenten zijn immers in 2015 afgegeven, een jaar voor de protesten van 2016. Verder heeft eiser, anders dan verweerder stelt, in zijn nader gehoor uitgelegd waarom de autoriteiten nog steeds naar hem op zoek zijn, ondanks dat hij Togo al had verlaten. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat niet zonder meer gevolgd kan worden dat eiser in maart 2016 in China was, zoals volgens verweerder uit Facebookberichten van eiser blijkt, omdat verweerder dat niet met stukken heeft onderbouwd. Het bestreden besluit rust op deze punten op een motiveringsgebrek.
Tot slot stelt eiser dat de aanvraag niet als kennelijk ongegrond afgewezen had mogen worden, omdat het oordeel van verweerder gebaseerd is op verouderde landeninformatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
6
.Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers problemen als gevolg van zijn politieke activiteiten niet aannemelijk zijn geworden.
Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat eiser in zijn vrije asielrelaas niet heeft verklaard dat hij met een opvallende motor dorpen afreed om mensen te bewegen tot bijeenkomsten en manifestaties. Ook uit het nader gehoor volgt niet dat eiser bekendheid genoot als het PNP-lid dat overal met een opvallende motor door dorpen reed om mensen bij elkaar te brengen. Uit de gehoren blijkt niet meer dan dat eiser een marginale rol had bij het organiseren van activiteiten. Dat eiser na het nader gehoor alsnog het standpunt heeft ingenomen dat hij middels een opvallende motor mensen opriep is onvoldoende om aan te tonen dat hij daarmee zonder meer de negatieve belangstelling van de autoriteiten op zich heeft gevestigd. Daarbij is tevens van belang dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat de stelling van eiser dat soldaten naar hem op zoek waren in verband met zijn politieke activiteiten een aanname betreft, omdat geenszins duidelijk is geworden dat de soldaten daadwerkelijk naar hem opzoek waren. Ook de stelling van eiser dat hij na twee jaar afwezigheid uit Togo nog altijd in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan is door verweerder niet ten onrechte onwaarschijnlijk geacht. Het valt immers niet met elkaar te rijmen dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan, terwijl ze blijkbaar tegelijkertijd niet op de hoogte zijn dat eiser al twee jaar niet meer in Togo woont.
Ook heeft verweerder van belang mogen achten dat uit de Facebookberichten van 26 en 29 maart 2016 van eiser valt op te maken dat hij in maart 2016 in China was. Dit maakt dat de gestelde problemen van eiser ongeloofwaardig zijn, omdat hij ten tijde van de problemen niet in Togo was. Ter zitting heeft verweerder de Facebookberichten van eiser getoond. De enkele verklaring van eiser ter zitting dat hij niet begrijpt hoe deze foto’s op Facebook terecht zijn gekomen is naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende verklaring om anders te oordelen. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de door eiser overgelegde kaarten met stempels voor partijbijdragen uit 2016 niet blijkt dat hij op dat moment in Togo was. Uit de kaarten blijkt enkel dat in zijn naam een bijdrage is geleverd. Bovendien heeft Bureau documenten geoordeeld dat niet geverifieerd kan worden of de documenten daadwerkelijk door de PNP zijn afgegeven. Aan deze kaarten kan dan ook niet de waarde worden gehecht die eiser eraan wenst te hechten. Ook uit de door eiser overgelegde geboorteakte blijkt niet dat eiser in augustus 2016 in Togo was. Het bewijst slechts dat hij de vader is van het op 31 mei 2017 geboren kind.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het verband tussen de het door eiser overgelegde arrestatiebevel en de politieke activiteiten niet onomstotelijk vaststaat. De authenticiteit van het bevel kan immers niet worden vastgesteld. Ook bevat het bevel geen beschuldiging of tenlastelegging en is meer dan een jaar na het vertrek van eiser uit Togo uitgevaardigd. Ook heeft eiser wisselend verklaard over hoe hij aan het arrestatiebevel is gekomen. In eerste instantie heeft eiser verklaard dat zijn broer een kopie van het bevel had gemaakt en deze naar hem had opgestuurd. Later heeft eiser verklaard dat zijn broer een kopie van het bevel van de politie of soldaten had gekregen. Ten slotte heeft eiser verklaard dat zijn broer was gearresteerd, waarop diens vrouw de kopieën aan haar buurvrouw had verstrekt. Eiser zou de kopieën vervolgens van de buurvrouw hebben ontvangen. Verweerder heeft dit element niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt.
7. Dat verweerder in het verweerschrift het standpunt heeft laten vallen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, laat onverlet dat verweerder de aanvraag van eiser, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.