ECLI:NL:RBDHA:2019:4070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
C/09/559108 / HA ZA 18-941
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering op basis van mondelinge overeenkomst van geldlening met onvoldoende onderbouwing

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Ramsoedh, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot een mondelinge overeenkomst van geldlening. Eiser stelt dat hij in 2008 een bedrag van € 150.000 heeft geleend aan [gedaagde 1], waarvan € 125.000 afkomstig was van zijn vennootschap Mega Gold Nederland B.V. en € 25.000 van zijn echtgenote. De lening zou binnen drie maanden moeten worden terugbetaald met een rente van 7%. Gedaagde 1 heeft een deel van de lening terugbetaald, maar heeft nagelaten het resterende bedrag te voldoen. Eiser heeft de vordering overgedragen aan zichzelf via een cessieakte.

Gedaagde 1 betwist de vordering en stelt dat de lening bedoeld was voor de vennootschap Mocoi B.V. en dat hij slechts als doorgeefluik heeft gefungeerd. Hij voert aan dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling en dat de lening niet aan hem persoonlijk is verstrekt. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Er is geen schriftelijke leningsovereenkomst en de betalingen zijn niet overtuigend aan [gedaagde 1] in privé toegerekend. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan op 17 april 2019 door mr. M.J. Alt-van Endt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/559108 / HA ZA 18-941
Vonnis van 17 april 2019
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. A. Ramsoedh te Delft,
tegen

1.[gedaagde 1] , te [woonplaats 2] ,

advocaat mr. Y.K. de Boer te Den Haag,
2.
[gedaagde 2]te [woonplaats 3] ,
niet verschenen,
gedaagden.
Eiser zal hierna ‘ [eiser] ’ genoemd worden. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ dan wel gezamenlijk ‘ [gedaagden] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2018, met producties 1 tot en met 10;
  • de verstekverlening ter rolle van 5 september 2018 tegen [gedaagde 2] ;
  • de rolbeslissing van 12 september 2018;
  • de akte uitlaten van 26 september 2018;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 14 november 2019, met producties 1 tot en met 7;
  • het tussenvonnis van 5 december 2018, waarin een datum voor een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 26 februari 2019.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het proces-verbaal te reageren. Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is enig aandeelhouder en bestuurder van Mega Gold Nederland B.V. (hierna: Mega Gold).
2.2.
Op 7 juli 2008 heeft Mega Gold een bedrag van € 125.000 overgemaakt naar de privérekening van [gedaagde 1] , onder vermelding van “
Lening”.
2.3.
Op 8 juli 2008 heeft mevrouw [echtgenote] , (hierna: de echtgenote van [eiser] ) vanaf haar privérekening een bedrag van € 25.000 overgemaakt naar de privérekening van [gedaagde 1] , onder vermelding van “
Lening”.
2.4.
[gedaagde 1] was op dat moment met [gedaagde 2] gehuwd, in algehele gemeenschap van goederen. [gedaagde 1] was enig aandeelhouder, en samen met [gedaagde 2] tevens statutair bestuurder, van [gedaagde 1] Global Investors B.V. (hierna: AGI). Inmiddels is de genoemde algehele gemeenschap van goederen ontbonden.
2.5.
AGI is betrokken geraakt bij een besloten vennootschap genaamd Mocoi B.V. (hierna: Mocoi). Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel waren op 5 maart 2009 als zelfstandig bevoegd bestuurder van Mocoi ingeschreven: (i) AGI, (ii) de heer [neef] (hierna: [neef] ) en (iii) mevrouw [nicht] (hierna: [nicht] ). [neef] en [nicht] zijn de neef respectievelijk de nicht van [eiser] .
2.6.
Op 22 september 2009 heeft [gedaagde 1] een bedrag van € 50.000 betaald aan een bankrekeningnummer ten name van Mega Gold, onder vermelding van “
1e deel retour lening”.
2.7.
Op 2 december 2010 is door de ‘Erven van mevrouw [X] ’ te Den Haag een bedrag van € 10.000 overgemaakt naar een bankrekening ten name van [eiser] , onder vermelding van ‘
spoedoverboeking gedeeltelijk aflossing [gedaagde 1]’.
2.8.
Op 17 februari 2012 heeft mr. B.F. van Noort namens Mega Gold een brief aan [gedaagde 1] gezonden die, voor zover hier relevant, luidt als volgt:
“(…).
Door of namens cliënte is op of omstreeks 8 juli 2008 aan u geleend een bedrag van totaal € 150.000,-. Partijen zijn overeengekomen dat over het geleende bedrag een rente verschuldigd is van 7% per kwartaal. De lening diende op 8 oktober 2008 te worden afgelost.
U hebt (te laat) op 20 september 2009 een bedrag van € 50.000,- betaald doch u blijft sedertdien in gebreke met de betaling van de restant hoofdsom en de rente.
Thans bent u verschuldigd een totaalbedrag van € 100.000,- aan hoofdsom en tot en met het vierde kwartaal 2011 een bedrag aan rente van € 115.500,-.
Ingevolge de leningovereenkomst tussen partijen is het verschuldigde geheel opeisbaar.
Hiermee verzoek ik u met kracht van sommatie om binnen 8 dagen na heden het totaalbedrag van
€ 215.500,-(+ rente p.m.) te betalen (…).
2.9.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 september 2012 is AGI in staat van faillissement verklaard.
2.10.
Bij e-mailbericht van 16 mei 2013 heeft [gedaagde 1] het volgende geschreven aan [neef] :

[neef]
Zoals enkele malen eerder gemeld mondeling en jullie toezegging mbt terugbetaling van de lening aan jullie oom hoor en zie ik niks gebeuren buiten de 10k die jullie vader namens jullie heeft overgemaakt. Omdat ik penvoerder ben en steeds hiervoor wordt lastig gevallen vraag ik nogmaals aan jullie om het te regelen en af te handelen. Dit lijkt me meer dan normaal en volgens onze afspraak.
Mvg
[gedaagde 1]
2.11.
Bij e-mailbericht van 18 mei 2013 heeft [neef] het volgende geschreven aan [gedaagde 1] :

[gedaagde 1] ,
Zoals eerder gemeld ga ik het oplossen met [eiser] zodra ik geld heb samen met [nicht] [bedoeld wordt [nicht] ]. Jij hebt je deel voldaan en ik regel het wel met de familie.
[neef] .
2.12.
Bij brief van 15 april 2016 heeft [eiser] het volgende geschreven aan zijn nicht, [nicht] :

[nicht] ,
Ik schrijf jou aan omdat de adressen van [neef] en [gedaagde 1] mij niet bekend zijn.
Zoals bekend hebben jullie in 2010 van mij een lening ontvangen groot € 150.000,- tegen 6% rente. De lening zou na 3 maanden worden afgelost. Al snel bleek dit niet mogelijk te zijn en tot op de dag van vandaag is slechts een klein deel van de lening door jullie afgelost. Inclusief de bijgeschreven rente is het totaalbedrag de hoofdsom inmiddels ruimschoots overschreden.
Alle pogingen mijnerzijds ten spijt werd door geen van jullie meer gecommuniceerd over deze lening en restte slechts stilte. Recentelijk heb ik jou telefonisch benaderd. Jij leek begripvol en dacht wel mogelijkheden te zien om tot terugbetaling over te gaan. Daarna werd ik volledig verrast door een sms van jou met een geheel andere (negatieve) toon. Pogingen om jou daarna telefonisch te spreken zijn tot op heden mislukt omdat jij gewoon niet meer opneemt. Gênant!
Mijn geduld is inmiddels meer dan op en mede door het in gebreke blijven door jullie ben ik inmiddels zelf in de financiële problemen gekomen.
Ik ga de navolgende route inzetten: jullie mogen een dagvaarding verwachten en de rechter mag vervolgens een vonnis wijzen. Met de uitspraak, die ongetwijfeld in mijn voordeel zal spreken, zal ik alle mogelijke incassomaatregelen inzetten waaronder (loon)beslag.
Een procedure is alleen nog te voorkomen als ik binnen 7 dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk een realistisch betalingsvoorstel van jullie ontvang waarbij minimaal € 30.000,- bij akkoord direct wordt afgelost. Als ik geen bericht ontvang voor 22 april 2016 dan wel een bericht/voorstel waarmee ik niet akkoord kan gaan zal de procedure direct worden gestart.
(…).
2.13.
Op 30 juni 2016 heef mr. B.F. van Noort opnieuw een brief aan [gedaagde 1] gestuurd. De inhoud van deze brief is van soortgelijke strekking als die van zijn eerdere brief (2.8), met dien verstande dat [gedaagde 1] ditmaal is verzocht een bedrag te betalen aan hoofdsom (€ 152.500) en rente (€ 283.500) van € 436.000 in totaal.
2.14.
[gedaagde 1] is niet overgegaan tot betaling. Op 19 december 2016 is namens Mega Gold een verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring van [gedaagde 1] ingediend bij de rechtbank te Den Haag.
2.15.
[gedaagde 1] heeft op 20 december 2016 een brief aan de rechtbank Den Haag gestuurd, waarin hij meedeelde dat hij vanwege verblijf in het buitenland niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van het faillissementsverzoek. Verder heeft [gedaagde 1] het volgende geschreven, voor zover hier relevant:
“(…)ik betwist het bestaan van de vordering niet, echter wel de hoogte en de opeisbaarheid. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt slechts dat er geld aan mij is verstrekt en dat ik daarvan alweer een deel heb terugbetaald. Dit is juist. Maar de eigenaar van eiser familie is van mijn voormalige zakenpartner en bij de geldverstrekking is in goed vertrouwen gehandeld. De afspraak was dat ik het geld zou terug betalen als ik daartoe in staat was. Thans beschik ik niet over voldoende middelen (…).
2.16.
In een WhatsApp-bericht van 13 januari 2017 heeft [gedaagde 1] het volgende aan [eiser] geschreven:

Even kort berichtje ik wil en ga er met je uitkomen maar laten we dit doen op de normale manier !
Ik werk eraan om de rest af te lossen! Die zitting van 24 jan as waar ik niet bij kan zijn zoals je weet valt me zwaar ! (…). Ofwel laten we dit samen oplossen zonder dure advocaten! Jij wilt je geld terug en ik wil dit in termijnen straks betalen gun me de tijd en rust om dit op te lossen anders hebben we samen niks !! Hoor graag en dank voor je begrip en reactie! Overigens zei je in het tel gesprek dat ik je niet had gebeld maar ik heb half sept zelf dhr van Noort gebeld en hem vertelt wat de status toen was en dat ik hem half jan zou bellen met vervolg en weet niet of hij dit ook aan je had gemeld!! Oftewel als het me koud zou laten en niet je zou willen terugbetalen dan had ik ook niet gebeld ! Hoop op je begrip en reactie dat je dit onvriendelijke proces stop zet!! Alvast dank gr [gedaagde 1]
2.17.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 31 januari 2017 is het verzoek tot faillietverklaring van [gedaagde 1] afgewezen. De rechtbank overwoog als volgt:
“Uit het verweerschrift en hetgeen door de gemachtigde van verweerder [ [gedaagde 1] , rb] naar voren is gebracht, is gebleken dat verweerder de opeisbaarheid van de vordering van verzoekster [Mega Gold, rb] betwist alsook de hoogte van de vordering. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de vordering van verzoekster voortvloeit uit een leningsovereenkomst, maar dat nimmer is overeengekomen op welk moment de lening dient te worden terugbetaald en dat ook geen betalingstermijnen zijn afgesproken. De door verzoekster gevorderde rente op de lening zou evenmin onderdeel zijn geweest van de leningsovereenkomst. Daarnaast zou de lening zijn aangegaan door verweerder en twee andere partijen, zodat deze twee andere partijen ook een deel van de lening dienen te betalen. (…)
Voor wat betreft de vordering van verzoekster en het verweer hierop, overweegt de rechtbank dat verzoekster enkel een niet ondertekende leningsovereenkomst heeft overgelegd en haar vordering niet nader heeft onderbouwd met enige stukken. Ook het verweer heeft zij niet voldoende kunnen weerleggen. Dit maakt van een vorderingsrecht van verzoekster onvoldoende, althans niet summierlijk, is gebleken. (…)”
2.18.
Bij brief van 7 februari 2018 heeft de heer [Y] (‘ [Y] ’) zich als gemachtigde voor Mega Gold bij [gedaagde 1] gemeld, met het verzoek hem te laten weten of hij in staat zou zijn de vordering van Mega Gold te voldoen, onder aankondiging van het nemen van rechtsmaatregelen.
2.19.
Bij brief van 12 februari 2018 heeft [gedaagde 1] het volgende aan [Y] geschreven, voor zover hier relevant:

(…) Ik weet natuurlijk niet welke correspondentie uw cliënt heeft overgelegd en wat hij u aan toelichting heeft gegeven maar volgens mij is de situatie als volgt (zo is dit ter terechtzitting ook met de rechter besproken). Zij merkte tijdens de zitting nog op het een vreemde zaak was, de betoogde rente bizar hoog was (28% op jaarbasis), de overgelegde leningsovereenkomst op haar bevreemde wegens dat partijen elkaar nooit ontmoet / gezien hadden, en dat kennelijk op de achtergrond familiebanden een rol leken te spelen.

lang geleden had ik een gemeenschappelijke onderneming met de neef en nicht van uw cliënt;

deze gemeenschappelijke onderneming is ondertussen allang geleden stop gezet;

ik heb uw cliënt nooit ontmoet (en ken deze dus ook geheel niet) maar heb deze indertijd slechts een beperkt aantal keren telefonisch gesproken ver nadat uw cliënt geld heeft overgemaakt op mijn rekening t.b.v. de gemeenschappelijke onderneming; uw cliënt weet dat ik indertijd als penvoerder voor ons drieën optrad;

er zijn nooit heldere afspraken gemaakt; het geldbedrag zou worden terugbetaald als dat kon en de rente, ach daar zouden wij wel uitkomen;

aan uw cliënt heb ik indertijd, toen dat kon, een bedrag van 50k en 10 k overgemaakt ter delging van mijn aandeel in het bedrag;

het resterende deel van het bedrag dient uw cliënt bij zijn neef en nicht op te halen;

ik betwist dus de opeisbaarheid en de hoogte van het bedrag als zodanig, de berekende rente en het feit dat er niets zou zijn overgemaakt;

aan uw verzoek om een (fors) deel van het bedrag te voldoen komen wij dus niet aan toe;

wellicht ten overvloede, voor zover ik weet zijn neef en nicht nu gebrouilleerd met hun oom.
Wellicht is het goed om eens bij elkaar te komen en alles uit te spreken zodat er naar een finale regeling gewerkt kan worden. (…)
2.20.
Bij akte van cessie van 15 augustus 2018 heeft Mega Gold een vordering aan [eiser] gecedeerd. De akte van cessie luidt als volgt, voor zover hier relevant:

Cessie-akte
Ondergetekenden:
(…)MEGA GOLD NEDERLAND B.V.(…), in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de enig bestuurder de heer [eiser] , hierna te noemen: “cedent”;
En
de heer[eiser], (…), hierna te noemen “cessionaris”;
in aanmerking nemende:
- dat cedent op 8 juli 2008 een geldlening van € 150.000 verstrekt heeft aan de heer [gedaagde 1] , (…). Ten tijde van het verstrekken van de lening was de schuldenaar gehuwd in gemeenschap van goederen met Mevrouw (…) [gedaagde 2] , zodat zij van rechtswege als hoofdelijk medeschuldenaar aangesproken kan worden.
- Dat van voornoemde lening een bedrag van € 100.000 vermeerderd met rente onbetaald is gebleven,
- dat cedent en cessionaris op 15 augustus 2018 een koopovereenkomst zijn aangegaan, waarbij cedent de restvordering als voornoemd met de verschuldigde rente op schuldenaar en zijn voormalige echtgenote aan de cessionaris verkocht heeft;
dat cedent zijn voormelde vordering op de schuldenaar en hoofdelijk medeschuldenaar derhalve wenst over te dragen aan de cessionaris, die bereid is deze cessie te aanvaarden;
zijn overeengekomen als volgt:
1
Cedent draagt bij deze zijn hierboven in de considerans omschreven vordering op de schuldenaar en hoofdelijk medeschuldenaar over aan de cessionaris, welke overdracht de cessionaris bij deze aanvaardt, (…).
2.21.
Bij (separate) brieven van 22 augustus 2018 heeft mr. J.S. Pols namens [eiser] bovengenoemde cessie meegedeeld aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van een bedrag van
€ 100.000, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] in 2008 uit hoofde van een mondelinge overeenkomst van geldlening een bedrag van € 150.000 van Mega Gold heeft geleend. Dit bedrag is opgebouwd uit twee betalingen: één van Mega Gold (€ 125.000) en één van de echtgenote van [eiser] (€ 25.000). De lening zou binnen drie maanden worden terugbetaald. Er was een rentepercentage van 7% overeengekomen. [gedaagde 1] heeft een bedrag van € 50.000 terugbetaald, maar laat na het restant te voldoen. Bij akte van cessie van 15 augustus 2018 is het restant van de vorderingen aan [eiser] overgedragen, zodat hij gerechtigd is [gedaagden] aan te spreken op betaling daarvan. [gedaagde 1] was immers ten tijde van het ontvangen van de lening in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde 2] .
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer. [gedaagde 1] heeft gesteld dat er wel geld is geleend maar dat dit voor Mocoi bestemd was en dat hij slechts als doorgeefluik heeft gefungeerd. De vennootschap had nog geen eigen rekeningnummer. Zodra dat wel het geval was, heeft hij het geld naar Mocoi overgemaakt. Mocoi beschikte niet over voldoende middelen, zodat [gedaagde 1] met de neef en nicht van [eiser] heeft afgesproken dat zij het totale bedrag gedrieën zouden terugbetalen: ieder 1/3e deel van € 50.000. Omdat [gedaagde 1] zijn deel heeft betaald, moet het restant van de vordering dus door de neef en nicht van [eiser] worden voldaan. [broer eiser] heeft ten behoeve van [neef] en [nicht] € 10.000 terugbetaald. [gedaagde 1] betwist dat hij met [eiser] de gestelde leningsvoorwaarden is overeengekomen. [gedaagde 1] betoogt dat hij evenmin gehouden is het restant van de vordering te voldoen: hij heeft aan zijn verplichtingen voldaan met zijn betaling van € 50.000. Bovendien is de echtgenote van [eiser] niet betrokken bij de cessie, zodat [eiser] dit bedrag ook hierom niet van [gedaagde 1] kan vorderen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Door de verschijning van [gedaagde 1] in dit geding heeft dit vonnis, gezien hetgeen is bepaald in artikel 140, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’), ook jegens [gedaagde 2] te gelden als op tegenspraak gewezen.
4.2.
Partijen strijden met name over de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met recht kunnen worden aangesproken tot betaling van de gevorderde bedragen. Daartoe is van belang dat allereerst komt vast te staan dat Mega Gold deze bedragen destijds aan [gedaagde 1] in privé, toen in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde 2] , heeft geleend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] deze stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] , onvoldoende feitelijk onderbouwd. Daartoe geldt het volgende. Uit de enkele omstandigheden dat de bedragen naar de privérekening van [gedaagde 1] zijn overgemaakt en dat [gedaagde 1] een bedrag heeft terugbetaald onder vermelding van “1e deel retour lening” kan de juistheid van het standpunt van [eiser] niet zonder meer volgen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Er is geen schriftelijke leningsovereenkomst voorhanden. Verder staat vast dat [eiser] en [gedaagde 1] elkaar ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van geldlening niet kenden en elkaar toen ook niet hebben gezien of gesproken. [eiser] heeft de bedragen ter leen verstrekt na tussenkomst van [broer eiser] , zijn broer. Gebleken is verder dat [broer eiser] en zijn kinderen [neef] en [nicht] destijds, evenals [gedaagde 1] (laatstgenoemde via AGI), betrokken waren bij Mocoi. Uit de geciteerde correspondentie, mede van [eiser] zelf afkomstige, correspondentie en de (zo heeft [eiser] ter zitting bevestigd) namens [neef] en [nicht] verrichte terugbetaling van
€ 10.000 (rov. 2.8) kan de betrokkenheid bij en de verantwoordelijkheid voor deze geldlening van [neef] en [nicht] genoegzaam worden afgeleid. Deze terugbetaling is overigens nog niet in het gevorderde bedrag verdisconteerd. Ook uit de door [eiser] zelf in het geding gebrachte correspondentie volgt dat [eiser] aanvankelijk van mening was dat hij voor het restant van de lening [neef] en [nicht] diende aan te spreken. Dit vindt verder bevestiging in hetgeen [eiser] ter zitting heeft verklaard over de telefonische contacten die hij daarover met [nicht] heeft gehad. Uit de door [eiser] ter zitting geschetste telefonische reactie van [nicht] kan eveneens worden afgeleid dat zij jegens [eiser] haar mede-verantwoordelijkheid voor de geldlening niet ontkende. De rechtbank concludeert dat de lening niet is verstrekt aan [gedaagde 1] in privé maar dat de betalingen waren bestemd voor Mocoi. Om hem moverende, niet aan de rechtbank kenbaar gemaakte, redenen heeft [eiser] er nadien voor gekozen om zijn familieleden niet in rechte te betrekken. Het standpunt van [gedaagde 1] dat hij slechts als penvoerder voor Mocoi is opgetreden vindt bevestiging in de, door [eiser] onweersproken, email van [neef] . [gedaagde 1] , die ter zitting van de insolventierechter hetzelfde standpunt heeft ingenomen als in deze procedure, heeft voldoende toegelicht waarom hij ook wel aan [eiser] heeft geschreven het te willen oplossen. [gedaagde 1] voelde zich moreel verplicht te betalen en uit hoofde van zijn functie van penvoerder van Mocoi voelde hij de druk “het netjes te regelen voor [eiser] ” terwijl [neef] en [nicht] niet thuis gaven. [gedaagde 1] heeft verder onweersproken gesteld [neef] en [nicht] sinds enige tijd niet meer te kunnen traceren.
4.3.
Overigens zijn ook de door [eiser] gestelde leningsvoorwaarden (een rentepercentage van 7% en een terugbetalingstermijn van drie maanden) door [gedaagde 1] betwist en door [eiser] niet onderbouwd. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] zijn vordering tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] onvoldoende heeft onderbouwd, zodat het gevorderde zal worden afgewezen.
4.4.
Gelet op de ondeelbare rechtsverhouding tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (beiden zijn deelgenoten in een ontbonden huwelijksgemeenschap, waarvan de schuld aan [eiser] deel zou uitmaken) kan in rechte niet worden aanvaard dat jegens [gedaagde 2] een andersluidende beslissing wordt genomen dan jegens [gedaagde 1] . Dit betekent dat de door [gedaagde 1] gevoerde verweren tevens ten voordele van [gedaagde 2] strekken, zodat ook het jegens haar gevorderde moet worden afgewezen. Aan een bewijsopdracht komt de rechtbank niet toe. Al het overigens aangevoerde kan onbesproken blijven.
Proceskosten
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op € 895 aan griffierecht en € 3.414 aan salaris advocaat (2,0 punten x tarief € 1.707). De kosten aan de zijde van de niet-verschenen [gedaagde 2] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 4.309 en aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op nihil;
5.3.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 2513