In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschil over aansprakelijkheid voor letselschade. De verzoeker, een student, heeft tijdens een introductiefeest voor eerstejaarsstudenten een ernstig ongeval gehad. Hij viel ten gevolge van een sprongetje van een medestudent, [verweerder 2], die van een verhoging op hem sprong. De verzoeker heeft hierdoor letsel opgelopen aan zijn knie, wat leidde tot een operatie en blijvende klachten. De ouders van de verzoeker hebben [verweerder 2] aansprakelijk gesteld voor de schade. ASR Nederland N.V., de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder 2], heeft aansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank heeft in deze beschikking vastgesteld dat [verweerder 2] onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming op de verzoeker te springen, wat heeft geleid tot de val en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet had kunnen verwachten dat hij op deze manier besprongen zou worden, gezien de omstandigheden van het feest. ASR werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de verzoeker, evenals de kosten van het deelgeschil. De rechtbank heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 5.975, inclusief griffierecht, en ASR veroordeeld tot betaling hiervan aan de verzoeker. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.