Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van SecurCash Geldverwerking B.V., die een verzoek tot surseance van betaling en een afkoelingsperiode had ingediend. Het verzoek werd gedaan op 3 januari 2019, en de rechtbank heeft op dezelfde dag zitting gehouden. Tijdens de zitting zijn verschillende advocaten en vertegenwoordigers van de verzoekster aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat het centrum van de voornaamste belangen van de verzoekster in Nederland ligt, waardoor zij bevoegd is om deze procedure te openen.
Er ontbraken echter enkele stukken in het verzoekschrift, maar deze zijn ter zitting alsnog overgelegd. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift voldeed aan de wettelijke vereisten en verleende voorlopige surseance van betaling. Tevens werd een afkoelingsperiode afgekondigd. De rechtbank constateerde dat er onjuiste informatie over een faillissement van SecurCash op verschillende openbare bronnen was verschenen, wat de benoembaarheid van de advocaten mr. drs. M.M. Hoving en mr. M.C. Udink als bewindvoerders in twijfel trok.
Na beoordeling van de situatie concludeerde de rechtbank dat, ondanks de onjuiste informatie, de betrokken advocaten voldoende onafhankelijk waren om hun rol als bewindvoerder te vervullen. De rechtbank benoemde hen samen met een derde bewindvoerder en stelde mr. D. Nobel aan als rechter-commissaris. De beschikking bevatte ook bepalingen over de bevoegdheden van derden en de oproeping van schuldeisers voor een zitting op 5 april 2019.