ECLI:NL:RBDHA:2019:4789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
NL19.7435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake asielaanvraag en verschoonbare reden niet verschijnen bij aanmeldgehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag van eiser om asiel niet in behandeling werd genomen. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had op 4 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, maar was niet verschenen bij het aanmeldgehoor op 11 maart 2019. De staatssecretaris stelde dat eiser zonder verschoonbare reden niet was verschenen en dat hij geen bezwaren had tegen de overdracht aan Italië, dat verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij wel degelijk een verschoonbare reden had om niet te verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 maart 2019 niet is verschenen, maar dat de staatssecretaris dit niet verschijnen verschoonbaar heeft geacht door hem opnieuw in te plannen voor een gehoor op 14 maart 2019. De rechtbank oordeelt dat eiser, gelet op de omstandigheden en de indruk die tijdens een eerdere zitting is gewekt, niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn afwezigheid op 14 maart 2019. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door de bezwaren van eiser niet inhoudelijk te beoordelen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.024,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.7435
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 maart 2019 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.7436, plaatsgevonden op 18 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Op 4 maart 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De Italiaanse autoriteiten hebben dit bevestigd met een claimakkoord. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zonder verschoonbare reden niet is verschenen voor het aanmeldgehoor en gaat er daarom vanuit dat eiser geen bezwaren heeft tegen de overdracht aan Italië. Omdat eiser niet bij het gehoor is verschenen, heeft verweerder ook geen aanleiding gezien om de bezwaren die eiser in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht inhoudelijk te toetsen.
Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In geschil is of eiser een verschoonbare reden had om niet te verschijnen bij het aanmeldgehoor.
Uit de stukken blijkt dat eiser sinds 4 maart 2019 in vreemdelingenbewaring zat. Hij had op 11 maart 2019 een afspraak voor een aanmeldgehoor op AC Schiphol. Uit een bericht van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 11 maart 2019 blijkt dat eiser op die dag heeft aangegeven dat hij niet naar AC Schiphol wil, zijn asielaanvraag wil intrekken en zo snel mogelijk naar Italië wil. Op 13 maart 2019 vond bij deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, een zitting plaats over eisers beroep tegen de maatregel van bewaring. Tijdens deze zitting is gebleken dat eiser op 12 maart 2019 te kennen heeft gegeven dat hij zijn asielaanvraag niet wilde intrekken en dat er daarom een nieuw aanmeldgehoor is gepland op 14 maart 2019. In het dossier bevindt zich een afstandsverklaring, waaruit blijkt dat eiser op 14 maart 2019 heeft geweigerd naar AC Schiphol te gaan voor het aanmeldgehoor.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser op 11 maart 2019 inderdaad niet is verschenen bij het aanmeldgehoor. Verweerder heeft eiser daarna echter opnieuw ingepland voor een gehoor. De rechtbank maakt daaruit op dat verweerder het niet verschijnen op 11 maart 2019 verschoonbaar heeft geacht. Vervolgens is de vraag of eiser een verschoonbare reden had om op 14 maart 2019 niet bij het gehoor te verschijnen. De rechtbank volgt eiser, gelet op het proces-verbaal van de zitting van 13 maart 2019, in zijn betoog dat tijdens deze zitting de indruk is gewekt dat de bewaring nog dezelfde dag opgeheven zou worden. Dat zou vervolgens betekenen dat hij niet op AC Schiphol, maar op AC Ter Apel gehoord zou gaan worden. Op AC Schiphol worden immers alleen personen gehoord die de toegang tot Nederland is geweigerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet volledig aan eiser toe te rekenen dat hij niet is verschenen bij het aanmeldgehoor op 14 maart 2019. Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen verschoonbare reden had om niet te verschijnen bij het aanmeldgehoor.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de bezwaren die eiser in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, niet inhoudelijk te beoordelen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er geen sprake was van onwelwillendheid van de kant van verweerder, maar dat dit juist uit het oogpunt van zorgvuldigheid is gedaan. Verweerder is van mening dat om een goed oordeel te kunnen geven over de bezwaren die eiser heeft tegen overdracht aan Italië, er een gehoor moet plaatsvinden waarin vragen aan eiser gesteld kunnen worden. De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog. Het is de rechtbank namelijk bekend dat verweerder in andere zaken wel genoegen neemt met alleen een schriftelijke toelichting op de bezwaren tegen overdracht. Dat betreft zaken waarin een gehoor heeft plaatsgevonden over de bezwaren tegen overdracht aan een lidstaat, maar later blijkt dat toch een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Er wordt dan in het algemeen geen nieuw gehoor gepland, maar volstaan met een schriftelijke ronde.
Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,- (duizendvierentwintig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.