Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2018, met productie 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 25 juli 2018, met productie 1 tot en met 15;
- het tussenvonnis van 26 september 2018, waarin een datum voor de comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 22 november 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
1.6.3. Wanneer mogen wij de verzekering beëindigen?
als u informatie achterhoudt bij schade. De verzekering eindigt dan direct;
als er sprake is van fraude, bedrog of oplichting. De verzekering eindigt dan direct.
voor schade door bewuste of ernstige mate van eigen schuld;
voor schade waarover u ons met opzet onjuiste gegevens heeft verstrekt;
1.6.3. Wanneer mogen wij de verzekering beëindigen?
als u informatie achterhoudt bij schade. De verzekering eindigt dan direct;
als er sprake is van fraude, bedrog of oplichting. De verzekering eindigt dan direct.
als blijkt dat ons bij het afsluiten van de verzekering of bij het melden van de schade opzettelijk verkeerde informatie is verstrekt of als blijkt dat belangrijke informatie is achtergehouden;
als u of een verzekerde bij de afhandeling van de schademelding niet wilt meewerken en daardoor onze belangen worden geschaad;
voor schade als gevolg van opzet;
voor schade door bewuste of ernstige mate van eigen schuld;
voor schade waarover u ons met opzet onjuiste gegevens heeft gegeven;
De brand in de schuur is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontstaan als gevolg van warmtestuwing, afkomstig van één van de lampen in deze schuur.”
De oorzaak voor het ontstaan van de brand in de dubbele schuur op het schadeadres kon niet meer worden vastgesteld. Dit als gevolg van sloopwerkzaamheden die waren uitgevoerd ten tijde van de bluswerkzaamheden van de brandweer. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan mogelijke oorzaken voor het ontstaan van de brand. Desondanks bleef de oorzaak voor het ontstaan van de brand onduidelijk."
de brand alleen kon zijn ontstaan als gevolg van het bijbrengen en achterlaten van open vuur, daar het ontbrak aan sporen en/of aanwijzingen die in relatie konden worden gebracht tot een (elektro)technische, natuurkundige, chemische of biologische oorzaak voor het ontstaan van de brand.”
“Monster(s) te onderzoeken op de aanwezigheid van ontvlambare vloeistoffen. Daarnaast bepalen of het aannemelijk is dat er, gelet op de samenstelling van het matras, broei kan zijn ontstaan of het brandmonster producten bevat die kunnen wijzen op broei als oorzaak voor het ontstaan van de brand.”Ten aanzien van het eerste verzoek schrijft Oleotest: “
Aanwezigheid van: (…) Residuen van ondermeer - Aceton en - n-Propylacetaat. Genoemde producten komen samen voor in thinners, verdunners, nagellakverwijderaar, vlekkenverwijderaar, enz.” Over de mogelijkheid tot het ontstaan van broei / zelfontbranding schrijft Oleotest: “
Schuimrubber op basis van polyurethaan (PUR) kan tot enkele uren na de productie eventueel aanleiding geven tot zelfontbranding. (…). De neiging tot zelfontbranding (broei) verdwijnt echtervolledigna enkele uren. Het kan worden uitgesloten dat matrassen die reeds geruime uit productie zijn tot zelfontbranding zouden komen.”
3.3 Brandbeeld zolder
Samenvatting resultaten onderzoek
Welke ontvlambare vloeistoffen kunnen middels gaschromatografie (GC) in het brandmonster worden aangetoond?”
12.Analyse oorzaak
16.Samenvatting
Binnen het ontstaansgebied bevinden zich twee batterijen in een speelgoedtreintje die door brand ernstig zijn beschadigd.
De batterijen in het verbrande speelgoed tonen inwendig in vergelijking met ongeveer even oude batterijen die onder gelijke klimatologische omstandigheden op de zolder hebben gelegen, aan dat deze zijn aangetast.
In eveneens langdurig op zolder opgeborgen batterijen nog stroom werd gemeten.
De restanten van het verbrande speelgoed centraal ter hoogte van de grootste mate van inbranding van de vloerdelen hebben gelegen ten tijde van de brand.
(…).
Door Itek niet wordt gesproken over de aantasting van de aangetroffen batterijen in het verbrandde speelgoed.
Door Itek geen onderzoek werd gedaan naar de aanwezigheid van reststroom in batterijen.
(…).
Incidenten bij de batterij zijn gemeld tijdens het gebruik, tijdens opslag en tijdens het opladen van de batterijen
Anders dan door Itek wordt gesteld er wel degelijk onderzoek is gedaan naar D-cell batterijen zoals vermeld in het boek Battery Hazards and Accident Prevention.
(…).
Op basis van de bestudeerde informatie moet worden vastgesteld dat op verschillende manieren als gevolg van een (elektro)technische / chemische onvolkomenheid warmte kan ontstaan in en rond een batterij en als ontstekingsbron een brand kan initiëren.
Door Itek geen referentie-brandmonster werd veiliggesteld.
Onduidelijk is wanneer het door Itek op de schadelocatie veiliggestelde brandmonster met een anti-fraude zegel is verzegeld.
Aan het laboratorium Oleotest uitsluitend werd verzocht het brandmonster op de aanwezigheid van ontvlambare vloeistoffen te onderzoeken zonder te vragen of betreffende stoffen ook producteigen stoffen kunnen zijn.
Door Itek aan Oleotest niet wordt nagevraagd of vaste stof producten na verbranding ook mogelijke residuen in de samenstelling van Aceton en n-Propylacetaat kunnen vrijgeven.
(…).
17.Conclusie
(…). [F ] in zijn onderzoek studies heeft aangehaald die in veel gevallen en soms volledig betrekking hadden op andere typen batterijen dan waarop zijn onderzoek feitelijk was gericht”, “
[F ] er beter aan had gedaan zich te beperken tot publicatie en studies welke uitsluitend betrekking hebben op primaire batterijen”, “
(…). In zijn overwegingen onder hoofdstuk 13 en de daaruit voortvloeiende gevolgtrekkingen laat hij meermaals de voorgeschreven terugkoppeling naar en toetsing aan de feiten achterwege”, “Toetsing van de omstandigheden waaronder 1,5 V-batterijen aanleiding kunnen zijn van het ontstaan van een brand, aan de omstandigheden, zoals deze heersten in de periode tot aan het ontstaan van de brand, leidt tot verwerping van de hypothese dat bedoelde batterijen daarbij een rol hebben gespeeld. Naar mijn oordeel is onderzoeker [F ] dan ook niet geslaagd in zijn bewijsvoering dienaangaande.“
De opmerking m.b.t. het niet aanbieden van een referentiemonster is terecht. Niettegenstaande is het polyether matrasvullingsmateriaal ons uit ervaring welbekend en weten wij welke mogelijkheden pyrolseproducten kunnen worden gevormd.”
Oleotest enkel maar een interpretatie doet naar de aan- of afwezigheid van residuen van ontvlambare vloeistoffen en de identificatie ervan. Nooit wordt door Oleotest een verband gelegd met de toedracht van de zaak.” (…)
Polyether matrasvulling kan door pyrolyse inderdaad aanleiding geven tot de vorming van Aceton. Dit werd trouwens duidelijk aangetoond bij de analyse van het proefmonster 1 van de heer [F ] waarbij Aceton werd aangetoond. N-Propylacetaat staat echter niet bekend als pyrolyseproduct van polyether. Dit product wordt dan ook niet aangetoond in de proefmonsters bezorgd door de heer [F ] maar was duidelijk wel aanwezig in het monster aangeboden door de heer [A] . (…). Op basis van de combinatie van Aceton en n-Propylacetaat werd aanvankelijk besloten tot de aanwezigheid van resten van een thinner. Thans wordt door de bijkomende aanwezigheid van n-Propanol en Ethylacetaat dit besluit nog versterkt.”
Er zijn geen aanwijzingen verkregen dat deze brand het gevolg is van het ‘opzettelijk’ bijbrengen en of achterlaten van vuur. De geanalyseerde brandmonsters zijn kennelijk onjuist geïnterpreteerd op basis van een onvolledig en verstoord profiel. De verkregen informatie uit research en analyse van de aangetroffen brandsporen maken het waarschijnlijk dat de oorzaak voor het ontstaan van de brand is gelegen in het ontstaan van een (elektro)technisch / chemische onvolkomenheid in relatie tot de twee aanwezige ernstig aangetaste D-cell batterijen.”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
In conventie
- de brand is ontstaan op of in de directe nabijheid van matrassen;
- in één van de matrassen zijn residuen van een licht ontvlambare vloeistof (thinner) als brandversnellend middel aangetroffen;
- deze licht ontvlambare vloeistof is door een persoon korte tijd voor het ontstaan van de brand aangebracht; het is onmogelijk dat deze vloeistof langere tijd geleden is aangebracht;
- voorafgaand aan de ontdekking van de brand waren [eiser] en zijn echtgenote als enigen aanwezig bij en/of in de woning;
- een natuurkundige-, chemische-, biologische- en (elektro)technische oorzaak voor het ontstaan van de brand is uitgesloten.
.” De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
.”
.” En voorts (onder 3.4): “Gelet op de mate en wijze van aantasting van dit (kunststof)speelgoed ten opzichte van de mate en wijze van aantasting van de matrassen, kon een brand die was ingeleid als gevolg van speelgoed worden uitgesloten. Gelet op bovenstaande kon worden vastgesteld dat de brand op de zolder zijn oorsprong vond
op of in de directe nabijheidvan de matrassen
.”
1.390,00(2 punten x tarief EUR 695,00)
347,50(0,5 punt x tarief EUR 695,00)