ECLI:NL:RBDHA:2019:4960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingvrijstelling voor Body Stress Release-praktijk en de vereisten voor gelijkwaardig kwaliteitsniveau
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vennootschap onder firma die Body Stress Release (BSR) aanbiedt, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de door haar voldane omzetbelasting over verschillende tijdvakken in 2018, met het argument dat haar prestaties vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g-1°, onder a, van de Wet Omzetbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bewijs heeft geleverd van een opleiding die gelijkwaardig is aan die van fysiotherapeuten of manueel therapeuten, wat een vereiste is voor de vrijstelling. De rechtbank oordeelt dat de diensten van eiseres niet onder de vrijstelling vallen, omdat de bewijslast bij eiseres ligt en zij niet heeft aangetoond dat haar opleiding en diensten voldoen aan de gestelde eisen. De beroepen zijn ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat vrijstellingen van omzetbelasting uitzonderingen zijn op de hoofdregel dat diensten belast zijn. Eiseres heeft geen documenten overgelegd van een aangewezen Nederlandse instantie die bevestigen dat haar opleiding van een vergelijkbaar niveau is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de opleiding van eiseres slechts vijf maanden duurt, terwijl de opleidingen tot fysiotherapeut en manueel therapeut aanzienlijk langer zijn. Eiseres heeft verder geen overtuigend bewijs geleverd dat haar diensten een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben als die van erkende zorgverleners. De rechtbank heeft het beroep op het fiscale neutraliteitsbeginsel verworpen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat haar beroepskwalificaties gelijkwaardig zijn aan die van zorgverleners die voor de vrijstelling in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.