Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
[de man] ,
[de vrouw]
Het procesverloop
Feiten
Verzoek en verweer
Beoordeling
Beslissing
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van de minderjarigen zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De minderjarigen verblijven feitelijk bij de moeder, terwijl zij drie weekenden per maand bij de vader zijn.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder eerdere ondertoezichtstelling van de kinderen en zorgen over de veiligheid van de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de omgang van de vader met de minderjarigen tijdelijk stop te zetten, na zorgwekkende uitspraken van de vader die duiden op een dreiging van eergerelateerd geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarigen en dat de belangen van de kinderen nopen tot onmiddellijke stopzetting van de omgang met de vader.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:265g BW en artikel 223 Rv besloten dat de omgang zoals vastgesteld bij een eerdere beschikking van 28 januari 2016 wordt geschorst, in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. De behandeling van het verzoek in de bodemprocedure is aangehouden tot de zitting van 26 april 2019. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep procedures.