In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 een beschikking gegeven in een kort geding tussen een verzoeker en de Stichting IHE Delft Institute for Water Education (IHE). De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M. Fakiri, heeft verzocht om inzage in zijn examens die hij heeft afgelegd tijdens zijn studie bij IHE van 20 oktober 2011 tot 25 april 2013. De verzoeker had eerder te horen gekregen dat hij zijn studie niet met goed gevolg kon afronden, en na het indienen van een verzoek om inzage in zijn examens, heeft IHE hem deze mogelijkheid geboden, maar de inzage heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde examens en de bijbehorende opmerkingen van de examinator als persoonsgegevens moeten worden beschouwd onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het recht op inzage in deze persoonsgegevens niet afhankelijk is van een feitelijk belang van de verzoeker. IHE had aanvankelijk verweer gevoerd tegen het verzoek, maar heeft zich bereid verklaard om de gevraagde examens kosteloos te verstrekken, mits deze nog beschikbaar zijn in de archieven.
De rechtbank heeft IHE bevolen om binnen drie dagen na de beschikking de gevraagde kopieën van de examens en de schriftelijke opmerkingen van de examinator aan de verzoeker te verstrekken, voor zover deze nog in de archieven aanwezig zijn. Het verzoek om een dwangsom werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding zag om aan te nemen dat IHE haar toezegging niet zou nakomen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.