ECLI:NL:RBDHA:2019:5110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
C/09/564550 / HA RK 18-596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in examens en persoonsgegevens onder de AVG

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 een beschikking gegeven in een kort geding tussen een verzoeker en de Stichting IHE Delft Institute for Water Education (IHE). De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M. Fakiri, heeft verzocht om inzage in zijn examens die hij heeft afgelegd tijdens zijn studie bij IHE van 20 oktober 2011 tot 25 april 2013. De verzoeker had eerder te horen gekregen dat hij zijn studie niet met goed gevolg kon afronden, en na het indienen van een verzoek om inzage in zijn examens, heeft IHE hem deze mogelijkheid geboden, maar de inzage heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde examens en de bijbehorende opmerkingen van de examinator als persoonsgegevens moeten worden beschouwd onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het recht op inzage in deze persoonsgegevens niet afhankelijk is van een feitelijk belang van de verzoeker. IHE had aanvankelijk verweer gevoerd tegen het verzoek, maar heeft zich bereid verklaard om de gevraagde examens kosteloos te verstrekken, mits deze nog beschikbaar zijn in de archieven.

De rechtbank heeft IHE bevolen om binnen drie dagen na de beschikking de gevraagde kopieën van de examens en de schriftelijke opmerkingen van de examinator aan de verzoeker te verstrekken, voor zover deze nog in de archieven aanwezig zijn. Het verzoek om een dwangsom werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding zag om aan te nemen dat IHE haar toezegging niet zou nakomen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rekestnummer: C/09/564550 / HA RK 18-596
Beschikking van 2 mei 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. N.M. Fakiri te Den Haag,
tegen
STICHTING IHE DELFT INSTITUTE FOR WATER EDUCATION,
gevestigd te Delft,
verweerster,
verschenen in de personen van de heer E.L. Ploeger en W.P. Ceton.
Partijen zullen hierna respectievelijk worden aangeduid als ‘[verzoeker]’ en ‘IHE’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • het bericht van de zijde van IHE dat zij verweer wenst te voeren tegen het verzoek, waarbij zij heeft toegelicht op welke punten dat verweer ziet, en dat zij verzoekt om een mondelinge behandeling;
  • de mondelinge behandeling van 4 april 2019.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] heeft van 20 oktober 2011 tot 25 april 2013 een studie gevolgd bij IHE. Nadat een aantal door [verzoeker] afgelegde examens met een onvoldoende is beoordeeld, is door IHE (onder meer) aan hem meegedeeld dat hij de studie niet meer met goed gevolg (een MSc degree) kon afronden.
2.2.
[verzoeker] heeft verzocht om zijn examens te mogen inzien. IHE heeft hem die gelegenheid geboden. Tot inzage is het echter niet gekomen.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek strekt ertoe om de verwerkingsverantwoordelijke binnen IHE te bevelen om binnen drie werkdagen na deze beschikking:
aan [verzoeker] te overleggen de door hem gevraagde zestien examens, die hij in zijn tijd bij IHE heeft afgelegd;
opgave te geven van de gegevens die IHE van [verzoeker] verwerkt;
inzage te bieden in de schriftelijke opmerkingen van de examinator bij de antwoorden van de hiervoor bedoelde examens;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, kosten rechtens.
3.2.
IHE heeft verweer gevoerd tegen het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
IHE heeft zich eerst op het standpunt gesteld dat [verzoeker] alle gelegenheid heeft gehad om de examens in te zien, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt, zodat IHE daartoe thans niet meer is gehouden. Bij brief van 1 oktober 2018 heeft IHE zich (naar eigen zeggen omdat zij zich bewust was geworden van de uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) voortvloeiende verplichtingen) bereid verklaard om alsnog kopieën van de nog beschikbare tentamens van [verzoeker] te verstrekken, maar tegen betaling van een geldbedrag (een vast bedrag van € 30,25 voor het opzoeken van het document in het archief en een bedrag van € 0,10 per bladzijde voor het kopiëren van het document). [verzoeker] heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat het gevraagde bedrag te hoog is, gelet op zijn lastige financiële situatie. Hij heeft voorts betoogd dat IHE geen recht heeft op het verzochte bedrag.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft partijen ter zitting voorgehouden dat de gevraagde examens, inclusief de opmerkingen van de examinator bij de door [verzoeker] gegeven antwoorden, beschouwd moeten worden als persoonsgegevens zoals gedefinieerd in artikel 4 sub 1 van de AVG en dat het recht op het verkrijgen van inzage daarin in de AVG niet afhankelijk is gesteld van een bij [verzoeker] aanwezig feitelijk belang bij het gevraagde.
4.3.
IHE heeft zich daarna bereid verklaard om:
  • met spoed – in de week van 8 april 2019 – in de archieven te gaan zoeken welke van de zestien examens nog daarin aanwezig zijn. Hierbij heeft IHE toegelicht dat, toen in september 2018 door de huidige advocaat van [verzoeker] het verzoek werd gedaan om verstrekking van de examens, de door IHE destijds gehanteerde bewaartermijn van zes jaar ten aanzien van sommige examens al was verstreken. Gelet daarop kan niet worden uitgesloten dat een aantal van de examens inmiddels is vernietigd, aldus IHE. Daarbij heeft zij verklaard het vernietigen van stukken wel tijdelijk te hebben stopgezet in verband met deze kwestie;
  • de advocaat van [verzoeker] op de hoogte te houden van haar zoektocht en hem in de genoemde week te informeren of er wat is gevonden en zo ja, wat;
  • de gevonden examens en de schriftelijke opmerkingen van de examinator bij de door [verzoeker] gegeven antwoorden te kopiëren en toe te zenden aan [verzoeker]. Mocht IHE hiervoor langer de tijd nodig hebben, dan zal zij de advocaat van [verzoeker] hierover informeren;
  • dit een en ander in het belang van [verzoeker] kosteloos te doen.
IHE heeft hierbij de hoop uitgesproken dat [verzoeker] hiertegenover geen nieuwe acties tegen haar meer start. IHE heeft het voorts van belang geacht om op te merken dat de inzage door [verzoeker] er hoe dan ook niet toe zal kunnen leiden dat hij alsnog zijn diploma krijgt.
4.4.
[verzoeker] is akkoord gegaan met het aanbod van IHE maar hij heeft verzocht om een en ander wel in een vonnis vast te leggen, naar de voorzieningenrechter begrijpt met intrekking van de overige verzoeken. De voorzieningenrechter zal daarom beslissen zoals hierna vermeld. Voor zover [verzoeker] het verzoek om een dwangsom aan het bevel te verbinden wel heeft willen handhaven, overweegt de voorzieningenrechter dat zij geen aanleiding heeft om aan te nemen dat IHE haar toezegging niet gestand zal doen, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt IHE om, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, uiterlijk binnen drie dagen na datum van deze beschikking, aan [verzoeker] kopieën te verstrekken van de door hem gevraagde zestien examens en van de schriftelijke opmerkingen van de examinator, een en ander voor zover de betreffende stukken nog in de archieven aanwezig zijn;
5.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.