Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Raadkamernummer 19/454
1.Het verzoek tot uitlevering en de overgelegde stukken
- een door de officier van justitie van het Parket van de Procureur Generaal te Paramaribo gegeven bevel tot aanhouding van de opgeëiste persoon, van 20 maart 2018, betrekking hebbende op de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- een uiteenzetting van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- de tekst van de toepasselijke rechtsvoorschriften;
- stukken met betrekking tot de identiteit van de opgeëiste persoon en zijn nationaliteit;
- informatie betreffende het verloop van de verjaringstermijn.
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2019, betreffende de opgeëiste persoon;
- stukken met betrekking tot de aanhouding en de uitleveringsdetentie van de opgeëiste persoon;
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie te Den Haag van 10 april 2019, strekkende tot het in behandeling nemen van genoemd uitleveringsverzoek, alsmede inhoudende de vordering tot gevangenhouding van de opgeëiste persoon;
- de schriftelijke samenvatting van de officier van justitie te Den Haag, overgelegd ter zitting op 9 mei 2019, houdende diens opvatting omtrent de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek;
- de pleitnotities van de raadsman van de opgeëiste persoon, overgelegd ter zitting op 9 mei 2019.
2.Het onderzoek ter zitting
3.Beoordeling van de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering
toelaatbaarheidvan de uitlevering, terwijl de minister dient te beslissen of het verzoek wordt
ingewilligd(waarbij hij overigens wel is gebonden aan het oordeel van de uitleveringsrechter tot ontoelaatbaarheid van de uitlevering). Dit brengt met zich dat niet alle weigeringsgronden die de UW en de verdragen kennen, zijn onderworpen aan het oordeel van de uitleveringsrechter. De uitleveringsrechter is - voor zover dit niet reeds uit de UW volgt - enkel bevoegd om over weigeringsgronden te oordelen, indien daarvoor geen beoordeling van de politieke situatie en rechtspleging in de verzoekende staat nodig is die toegang tot voor de rechter gesloten informatiebronnen vereist, er niet onderhandeld hoeft te worden over eventueel aanvullende garanties en er geen afwegingen moeten worden gemaakt waarbij beleidskeuzes een rol spelen. Het toetsingskader van de uitleveringsrechter is derhalve vele malen beperkter dan dat van de minister. De uitleveringsrechter kan de minister in een advies bij de uitspraak echter wel over alle aspecten adviseren.
flagranteschending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. In haar advies zal de rechtbank evenwel verder ingaan op mogelijke dreigende schending van mensenrechten bij uitlevering van de opgeëiste persoon.
4.De uitleveringsdetentie
5.De toepasselijke verdrags- en wetsartikelen
6.Beslissing
[opgeëiste persoon]voornoemd ter fine van strafvervolging voor de in het onder 1.2 vermelde aanhoudingsbevel genoemde feiten.