ECLI:NL:RBDHA:2019:5230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
19.5643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stellen van asielaanvragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen buiten behandeling gesteld, omdat eisers volgens hem niet de benodigde informatie hebben verstrekt die essentieel is voor de beoordeling van hun aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste asielaanvragen van eisers eerder niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de opvolgende aanvragen niet zijn onderbouwd met relevante informatie. Tijdens de zitting op 4 april 2019 hebben eisers, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, hun standpunt toegelicht. De rechtbank oordeelt dat eisers niet adequaat hebben gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie en dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de aanvragen buiten behandeling konden worden gesteld. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.5643 en NL19.5645

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

[eiseres], eiseres
(samen te noemen: eisers)
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluiten van 8 maart 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL19.5644 en NL19.5646, plaatsgevonden op 4 april 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De eerste asielaanvragen van eisers zijn bij beschikking van 29 januari 2018
niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak in hoger beroep van 8 juni 2018 zijn de beschikkingen in rechte vast komen te staan.
2. Verweerder heeft de opvolgende aanvragen van 16 december 2018 bij de bestreden besluiten buiten behandeling gesteld, omdat eisers volgens verweerder hebben nagelaten om informatie die van wezenlijk belang is voor de beoordeling van hun aanvraag, in te brengen.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij nemen het standpunt in dat verweerder hen had moeten horen, aangezien alleen via horen inzichtelijk kan worden gemaakt wat hen in Griekenland is overkomen.
4. Op grond van artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 kan een asielaanvraag buiten behandeling worden gesteld indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
In artikel 3.45b, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) is bepaald dat dit kan gebeuren indien de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag.
In paragraaf C2/8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is vastgelegd dat een vreemdeling een tweede of volgende aanvraag indient door middel van het model M35-0. Het model M35-0 betreft tevens het eerste verzoek om informatie als bedoeld in artikel 3.45b, eerste lid, VV. Indien de vreemdeling het model M35-0 incompleet indient, waardoor informatie ontbreekt om op de aanvraag te kunnen beslissen, maakt de IND gebruik van de bevoegdheid de aanvraag buiten behandeling te stellen en brengt een daartoe strekkend voornemen uit. De IND maakt met het voornemen kenbaar dat is geconstateerd dat de aanvraag niet volledig is en dat informatie ontbreekt. Bij dit voornemen biedt de IND tevens een termijn van in beginsel één week voor het completeren van de aanvraag.
5. Eisers hebben in het M35-0 formulier enkel aangevinkt dat de opvolgende aanvraag is gedaan vanwege een nieuwe gebeurtenis en/of informatie, maar daarbij geen informatie aan verweerder verstrekt.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eisers aldus niet hebben geantwoord op het verzoek om de informatie zoals gevraagd in het M35-0 formulier. Zoals verweerder terecht opmerkt in het voornemen, hebben eisers onder meer niet vermeld welke concrete, op hen persoonlijk betrekking hebbende informatie beschikbaar is en vanaf wanneer, dan wel welke concrete gebeurtenis zich heeft voorgedaan en wanneer. Evenmin hebben eisers vermeld waarom zij dit niet eerder naar voren hebben gebracht.
7. In de zienswijze is hierop namens eisers meegedeeld dat zij in Griekenland dreigementen hebben ondervonden waarvoor zij geen bescherming hebben kunnen vinden en dat zij dit om hen moverende redenen nog niet eerder hebben verklaard. Ook geven zij aan te willen worden gehoord.
8. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers aldus wederom niet naar behoren hebben geantwoord op het herhaalde verzoek van verweerder om de elementen van de opvolgende aanvraag te onderbouwen. De rechtbank overweegt hiertoe dat eisers niet hebben geduid welke gebeurtenissen zich hebben voorgedaan en wanneer, noch is die informatie met stukken onderbouwd. De enkele stelling van eisers bij de zienswijze dat zij om hen moverende redenen niet eerder over bedreigingen in Griekenland hebben verklaard, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat van eisers mag worden verwacht dat zij meer informatie verstrekken alvorens tot horen wordt overgegaan. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat voor de beoordeling van de aanvragen wezenlijke informatie ontbreekt, terwijl eisers hierom tot twee keer toe zijn gevraagd.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.