ECLI:NL:RBDHA:2019:5240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
nl19.8365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van ongeloofwaardige verklaringen over toegedichte homoseksualiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft op 14 mei 2019 de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de eiser over zijn toegedichte homoseksualiteit ongeloofwaardig zijn. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen waarom zijn familie denkt dat hij homoseksueel is, en zijn verklaring over een aanval in 2013 kon hij niet staven met bewijs. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser in Marokko in de bouw heeft gewerkt van 2012 tot 2018, wat zijn stelling dat hij door zijn geaardheid geen werk kan vinden, ondermijnt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt en dat de aanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.8365
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 april 2019 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met kenmerk NL19.8366, plaatsgevonden op 9 mei 2019. Gemachtigde en eiser zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser bezit de Marokkaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Verweerder heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaring, dat in zijn geval sprake is van toegedichte homoseksualiteit en dat hij om die reden een aantal problemen in Marokko heeft ondervonden, ongeloofwaardig is. Door het enkel herhalen van zijn verklaringen in beroep heeft eiser nog steeds niet inzichtelijk gemaakt waarom zijn familie denkt dat hij homoseksueel is, terwijl hij dat niet is. Ook eisers verklaring dat hij in 2013 door drie jongens zou zijn aangevallen, heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Eiser kan immers zijn gestelde aangifte hiervan niet onderbouwen. Bovendien heeft hij nagelaten verder navraag te doen over zijn zaak bij de politie.
4. Ten aanzien van eisers verklaring dat de toegedichte geaardheid en zijn in 2011/2012 ondergane gevangenisstraf het hem onmogelijk maken om werk te vinden, heeft verweerder terecht verwezen naar het standpunt over de geaardheid. Dat klagen bij de autoriteiten over het onthouden van een verklaring van goed gedrag volgens eiser ‘geen zin had’, is op geen enkele wijze onderbouwd. Overigens merkt de rechtbank op dat eiser tijdens zijn gehoor heeft verklaard dat hij van 2012 tot en met 2018 in Marokko in de bouw heeft kunnen werken, maar dat het niet genoeg was om een toekomst op te bouwen.
5. Volgens eiser loopt hij vanwege zijn toegedichte homoseksualiteit een aanzienlijk grotere kans om opnieuw in detentie te belanden en aldaar slecht te worden behandeld. De rechtbank verwijst voor wat betreft het oordeel over de toegedichte geaardheid naar rechtsoverweging 3. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt waarom ten aanzien van hem wederom detentie zou dreigen. Een onderzoek naar de slechte detentie-omstandigheden in Marokko zoals eiser verlangt, is derhalve niet aangewezen.
6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder ten aanzien van eiser Marokko terecht als veilig land van herkomst heeft aangemerkt en de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
7. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 dient verweerder tegen eiser een inreisverbod uit te vaardigen, nu verweerder bij het bestreden besluit heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten omdat zijn aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond. Wat eiser hiertegen aanvoert kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat verweerder van het opleggen van een inreisverbod had moeten afzien of de duur ervan had moeten bekorten.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.