ECLI:NL:RBDHA:2019:5823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
7496002 EJ VERZ 19-71140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een professioneel bewindvoerder wegens niet-naleving van kwaliteitseisen en belangenverstrengeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2019 een beschikking gegeven tot ambtshalve ontslag van een professioneel bewindvoerder. De bewindvoerder werd ontslagen vanwege herhaaldelijke tekortkomingen in de uitvoering van haar taken, waaronder het niet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder in strijd had gehandeld met de professionele normen, onder andere door belangenverstrengeling en het inschakelen van een zorgkantoor onder haar eigen naam, wat niet in het belang van de rechthebbende was.

De procedure begon met een voordracht van mr. D. de Loor, coördinerend kantonrechter, die op 21 januari 2019 de bewindvoerder voor ambtshalve ontslag had voorgedragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2019 was de bewindvoerder aanwezig, maar de rechthebbende was niet verschenen. De kantonrechter heeft de verklaringen van de bewindvoerder en de ingediende stukken beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van ernstige tekortkomingen in de uitvoering van haar taken. Ondanks dat enkele rechthebbenden positief over haar functioneren waren, woog dit niet op tegen de geconstateerde tekortkomingen.

De kantonrechter heeft besloten de bewindvoerder met ingang van 16 maart 2019 te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen. De bewindvoerder werd gelast om het dossier en de gegevensdragers onmiddellijk af te geven aan de nieuwe bewindvoerder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknr.: 7496002 EJ VERZ 19-71140
BM [Y]
Datum: 1 maart 2019

Beschikking van de kantonrechter tot ambtshalve ontslag/benoeming bewindvoerder

in het bewind over de goederen van:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: rechthebbende,
waarin thans bewindvoerder is:

[bewindvoerder] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van
- het ter griffie opgestelde bewindsdossier;
- het gespreksverslag van 23 januari 2018;
- het gespreksverslag van 15 januari 2019;
- de voordracht van mr. D. de Loor d.d. 21 januari 2019;
- de brief van de bewindvoerder aan haar cliënten van 1 februari 2019.
Op maandag 12 februari 2019 heeft naar aanleiding van voormelde voordracht een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De bewindvoerder is bij die gelegenheid in persoon verschenen, bijgestaan door [X] . De rechthebbende is niet ter zitting verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
Nadien is op 25 februari 2019 nog ontvangen een stuk genaamd "pleitnotitie", op briefpapier van [bewindvoerder] en ondertekend door [X] namens [bewindvoerder] , kennelijk ter aanvulling van het ter zitting gevoerde verweer.

Beoordeling

1. Op 21 januari 2019 heeft mr. D. de Loor, coördinerend kantonrechter CBM te Den Haag, de bewindvoerder voorgedragen voor ambtshalve ontslag in al haar zaken bij de Rechtbank Den Haag, waaronder de onderwerpelijke zaak van de rechthebbende. De inhoud van de voordracht wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. Aan die voordracht wordt ten grondslag gelegd dat 1) de bewindvoerder, ondanks waarschuwingen, in strijd is blijven handelen met artikel 2, derde lid, aanhef en onder d en e, juncto 4, van het Besluit kwaliteitseisen CBM en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder d, tweede lid, aanhef en onder a en d en iii, en derde lid Besluit kwaliteitseisen CBM en 2) gebleken is dat een medewerker van de bewindvoerder, niet zijnde een medewerker die door het LKB is geaccordeerd, gebruik heeft gemaakt van een handtekeningenstempel van de bewindvoerder met als gevolg dat stukken door een onbevoegd persoon zijn opgemaakt, ondertekend en verzonden en 3) de bewindvoerder, hoewel zij bij herhaling is aangesproken over achterstanden bij de rechtbank bij het indienen van boedelrekeningen, rekeningen en verantwoordingen en antwoorden op vragen van de rechtbank, die achterstanden niet heeft opgelost 4) in het dossier met kenmerk BM [Z] inhoudelijke fouten zijn gemaakt.
2. De bewindvoerder heeft ter zitting niet betwist dat in een aantal dossiers sprake is geweest van (mogelijke) belangenverstrengeling doordat zij vanuit haar functie van bewindvoerder een op haar naam staand zorgbureau en een bij haar in dienst zijnde persoon heeft ingeschakeld ten behoeve van een aan haar kantoor verbonden rechthebbende. Als verweer daar tegen heeft de bewindvoerder aangevoerd dat zij steeds heeft gehandeld in het belang van de betreffende rechthebbende en zonder enig winstoogmerk. Zij benadrukt dat zij in geen enkel geval financieel voordeel heeft behaald uit deze constructie. Ook wijst de bewindvoerder erop dat zij, nadat zij daarop door mr. De Loor was aangesproken, de onwenselijke situatie heeft opgeheven.
3. Verder heeft de bewindvoerder ter zitting ontkend dat mevrouw [Q] , een medewerkster die bij haar in dienst was, gebruik heeft gemaakt van haar handtekeningstempel. De bewindvoerder heeft in dat verband aangevoerd dat, nadat haar door mr. De Loor was aangeraden haar werkzaamheden professioneler uit te voeren, zij zelf van de handtekeningstempel gebruik is gaan maken, ook omdat zij af en toe last had van haar pols.
4. Met betrekking tot het hebben van achterstanden bij het indienen van boedelrekeningen, rekeningen en verantwoordingen en antwoorden op vragen van de rechtbank heeft de bewindvoerder naar voren gebracht dat de achterstanden het gevolg waren van de privé situatie van de bewindvoerder (haar moeder was ernstig ziek), maar dat deze op het moment van de zitting (12 februari 2019) inmiddels geheel zijn ingelopen. De inhoudelijke fouten in dossier BM [Z] zijn door de bewindvoerder weersproken met de stelling dat deze fout het gevolg was van het frauduleus handelen van de curandus. De bewindvoerder is wel in gesprek geweest met de deurwaarder om ontruiming van de woning te voorkomen.
5. Gelet op de onderliggende stukken en de door de bewindvoerder ter zitting gegeven verklaring, staat vast dat de er sprake is geweest van belangenverstrengeling, nu bewindvoerder een op haar naam ingeschreven zorgkantoor heeft ingehuurd ten behoeve van bij haar aangesloten rechthebbenden. Van een professionele bewindvoerder had echter mogen worden verwacht, dat zij zich eerst had afgevraagd of haar handelen in overeenstemming was met de professionele eisen die aan haar taakuitoefening worden gesteld en – zeker gelet op de eerdere waarschuwingen die zij op dit gebied van de toezichthoudend kantonrechter had gekregen – dat zij bij twijfel daarover eerst contact had opgenomen met de toezichthoudend kantonrechter. De bewindvoerder heeft dat echter nagelaten. Door aldus te handelen heeft de bewindvoerder in strijd gehandeld met artikel 2, derde lid, aanhef en onder d en e, juncto artikel 2, vierde lid, van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder d, juncto artikel 9, tweede lid, aanhef en onder a en d aanhef en onder iii, juncto artikel 9, derde lid, van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Dat betekent dat de bewindvoerder niet voldoet aan de kwaliteitseisen waaraan zij volgens de wet moet voldoen.
6. De kantonrechter is van oordeel dat het enkele feit dat de bewindvoerder niet voldoet aan het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren voldoende grond vormt voor het ontslag van de bewindvoerder op grond van artikel 1:448 lid 2 BW. Het in de voordracht genoemde ernstige tekortschieten van de bewindvoerder in de uitvoering van haar taken in individuele zaken behoeft dan ook in beginsel geen bespreking meer.
7. Het is dan ook ten overvloede dat de kantonrechter overweegt dat ook bij de behandeling van het ontslagverzoek is gebleken dat de bewindvoerder in diverse zaken ernstig is tekortgeschoten in de uitoefening van haar taken.
In de zaak bij de rechtbank bekend met nummer BM [Z]
Het verweer van [bewindvoerder] dat de fouten in deze zaak zijn veroorzaakt door frauduleus handelen van de rechthebbende overtuigt niet. In bewindszaken gedragen rechthebbenden zich vaak niet meewerkend. Niettemin mag van een professioneel handelend bewindvoerder worden verwacht dat zij zich in het belang van de rechthebbende blijft opstellen en ervoor zorgt dat geen beslag wordt gelegd zodanig dat het vrij te laten bedrag in de knel komt, waardoor de huur niet kan worden betaald. De bewindvoerder heeft dat niet gedaan, hoewel zij daarin niet kan zijn belemmerd door gedrag van rechthebbende zelf.
In de zaak bij de rechtbank bekend met nummer BM [A]
In deze zaak heeft de bewindvoerder de woonpas van rechthebbende laten verlopen, zodat hij niet in aanmerking kwam voor een vervangende woning op het moment dat de verhuurder overging tot ontbinding en ontruiming wegens wanbetaling. Haar argument dat het gedrag van de rechthebbende het haar onmogelijk maakte de huur tijdig te betalen en de ontruiming te voorkomen, kan, zo dit al juist is, niet maken dat dit een rechtvaardiging vormt voor het – ondanks vele en tijdige verzoeken van hulpverleners – niet beschikbaar stellen van een klein bedrag voor verlenging van de woonpas. Ook vormt dit geen rechtvaardiging voor het uit het dossier blijkende feit dat zij, ondanks toezeggingen van haar kant, geen verzoek heeft ingediend voor wijziging van het bewindvoerderschap wegens het feit dat het niet liep tussen haar en rechthebbende, en dat zij niet bereikbaar was voor de verhuurster op het moment dat deze contact zocht over het aanbieden van andere woonruimte.
In de zaak bij de rechtbank bekend met nummer Cb [B]
In deze zaak heeft [bewindvoerder] in haar positie van curator gelden op de leefgeldrekening van curanda ontvangen waarvan zij – kort na ontvangst daarvan – wist dat deze niet aan curanda toekwamen, maar aan de zoon van curanda. Niettemin heeft zij deze gelden overgeboekt naar de beheerrekening van curanda en deels gebruikt voor de betaling van schulden van curanda, in plaats van de gelden meteen over te maken naar de zoon van curanda. Daardoor was er onvoldoende geld beschikbaar om de zoon het hem toekomende te geven. Bovendien heeft zij ter zitting verklaard dat zij is overgegaan tot terugbetaling van het bedrag aan de zoon in termijnen van een paar honderd euro, omdat zij bij betaling van het bedrag ineens toestemming had moeten vragen aan de kantonrechter omdat het bedrag hoger was dan € 1500,- . Niet alleen miskent de bewindvoerder hiermee dat voor betaling van schulden hoger dan € 1500,- geen toestemming nodig is van de kantonrechter, maar zij toont hierbij ook een schrikbarend gebrek aan integriteit door te kennen te geven dat zij – waar zij denkt toestemming nodig te hebben – dit vereiste omzeilt door in termijnen te betalen. Uit dit alles blijkt dat [bewindvoerder] niet in staat is te handelen zoals van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht.
Achterstanden
Het feit dat de bewindvoerder bij voortduring achterstanden heeft gehad bij het indienen van boedelrekeningen, rekeningen en verantwoordingen en antwoorden op vragen van de rechtbank is in strijd met handelen als professioneel bewindvoerder. Ook al heeft de bewindvoerder deze achterstanden nu ingelopen, feit blijft dat dit pas is gebeurd na vele gesprekken en aanmaningen van de zijde van de rechtbank en na lang verloop van tijd, met een grote overschrijding van de gegeven, ruime, termijn. De bewindvoerder verklaart dit uit het feit dat zij geruime tijd minder beschikbaar is geweest door ziekte van haar moeder en doordat zij wellicht meer rechthebbenden als cliënt heeft aangenomen dan zij in haar eentje aankon. Een professioneel handelend bewindvoerder zorgt echter voor tijdige waarneming en neemt niet meer zaken aan dan zij aankan.
Communicatie met cliënten
In een groot aantal zaken hebben cliënten van de bewindvoerder verklaard dat zij ontevreden zijn over de bereikbaarheid van de bewindvoerder. Zij neemt de telefoon niet op en reageert niet of laat op e-mails en voicemailberichten. De bewindvoerder heeft bij de ontslagzitting in verschillende zaken erkend dat haar wijze van communiceren niet voldoende is geweest en zijn heeft in zijn algemeenheid verklaard dat zij in haar communicatie nog kan groeien. Wel denkt zij dat sommige cliënten teleurgesteld zijn geweest omdat zij niet meer – zoals voorheen – bijna 24 uur per dag bereikbaar was, terwijl zij de beperking in haar bereikbaarheidsuren juist heeft ervaren als een verdere professionalisering. Een beperking in bereikbaarheidsuren mag naar het oordeel van de kantonrechter echter niet tot gevolg hebben dat in het geheel niet meer wordt gereageerd op berichten van cliënten of derden.
8. Het vorenstaande neemt niet weg dat diverse andere rechthebbenden ter zitting hebben verklaard dat zij de bewindvoerder hebben ervaren als een betrokken bewindvoerder en dat zij tevreden zijn over haar functioneren. Het feit dat de bewindvoerder in sommige zaken beter heeft gefunctioneerd dan in andere, maakt echter niet dat zij voldoende professioneel is om bewindvoerder te kunnen blijven. Ook de omstandigheid dat de bewindvoerder bij ontslag in alle zaken haar broodwinning verliest, staat niet aan ontslag in de weg. Alle rechthebbenden moeten er immers op kunnen vertrouwen dat de bewindvoerder in alle opzichten professioneel kan functioneren. Helaas kan [bewindvoerder] dat niet. De kantonrechter zal haar dan ook in al haar zaken ontslaan.
9. De kantonrechter ziet aanleiding na te melden (rechts)persoon, die zich daartoe bereid heeft verklaard, te benoemen als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende is in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting zelf een opvolgend bewindvoerder voor te dragen en is medegedeeld dat indien hij geen bewindvoerder voordraagt en tot ambtshalve ontslag zal worden overgegaan, de kantonrechter een nieuwe bewindvoerder zal benoemen.
10. De rechthebbende is ter zitting niet verschenen en heeft ook anderszins niet zijn
uitdrukkelijke voorkeur kenbaar gemaakt.
11. Om de opvolgend bewindvoerder in staat te stellen het bewind voort te zetten wordt de bewindvoerder gelast het dossier dat zij onder zich heeft, en de gegevensdragers waarop zij het dossier bijhoudt onmiddellijk af te geven, of te doen afgeven, aan de opvolgend bewindvoerder.
12. Het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister.
13. Uit de wet vloeit voort dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en in stand
blijft zolang niet in eventueel hoger beroep anders is beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
- ontslaat [bewindvoerder] met ingang van 16 maart 2019 als bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] , voornoemd;
- benoemt met ingang van 16 maart 2019 tot bewindvoerder:
Kibaima Dienstverlening B.V.,
Oude Camp 10A,
3155 DL Maasland;
- bepaalt dat het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister;
- bepaalt dat [bewindvoerder] rekening en verantwoording dient te doen aan de opvolgend bewindvoerder;
- gelast [bewindvoerder] het dossier dat zij onder zich heeft, en de gegevensdragers waarop zij het dossier bijhoudt onmiddellijk af te geven, dan wel te doen afgeven, aan de opvolgend bewindvoerder;
- stelt vast dat de opvolgend bewindvoerder gerechtigd is om maandelijks voor de
werkzaamheden een vergoeding in rekening te brengen zoals vermeld in artikel 3, tweede lid, onder b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- stelt vast dat de opvolgend bewindvoerder gerechtigd is om een éénmalige vergoeding voor aanvangswerkzaamheden in rekening te brengen conform artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kantonrechter te Den Haag, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2019.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.