4.15.[archeoloog 1] heeft tot slot als volgt verklaard, voor zover relevant:
“(…)
2. U vraagt mij wat mijn opdracht in dit geval was. We voerden een archeologische begeleiding uit. Dat betekent dat je toezicht houdt bij werkzaamheden die door een ander worden uitgevoerd. Op dat moment ben je bezig met archeologisch onderzoek. Andere personen zijn bij dat werk andere dingen aan het doen. De sloper had opdracht gekregen om ondergrondse muren weg te halen. In onze optiek zijn deze muren archeologische resten. Als de sloper aangeeft dat hij deze weg wil halen, dan onderzoeken wij eerst en daarna mogen zij worden verwijderd.
3. U vraagt mij wie de regie voerde over de graafwerkzaamheden. Bij een archeologische begeleiding is het altijd zo dat graafwerkzaamheden, in dit geval ging het om sloop- en herbouw, leidend zijn. De opdrachtgever is degene die daar de herbouw pleegt. Dit is dus de opdrachtgever van de sloop- en herbouw. Bij een archeologische begeleiding is het zo dat iemand, niet zijnde de archeoloog, bepaalt waar er moet worden gegraven. Als er dan binnen dat gebied iets van archeologische waarde wordt aangetroffen, dan geeft de archeoloog voor het opgraven van die archeologische resten aanwijzingen aan de kraanmachinist.
4. U vraagt mij of het zo is dat er geen startbespreking heeft plaatsgevonden. Dit is inderdaad niet het geval geweest.
(…)
6. U vraagt mij of het voor mijn werkzaamheden nodig is of het gewenst is dat het muurwerk uit de grond wordt verwijderd. Nee, dit is niet voor onze werkzaamheden nodig. We werken zoveel mogelijk met behoud in situ. (…) Wij gingen op de locatie zoeken, omdat het ondergrondse muurwerk zou worden verwijderd. (…)
7. U vraagt mij hoe ik wist dat het ondergrondse metselwerk zou worden verwijderd. Het bouwplan laat natuurlijk bodemingrepen zien. Op basis daarvan kan je al voor een deel vaststellen dat er archeologische resten kunnen zijn, die kunnen verdwijnen. Er is overleg geweest met de opdrachtgever, de bouwplaatsopzichter en de sloper om op een praktisch niveau te bespreken wat er zou worden verwijderd, welke stukken van de bouwplaats zouden worden ontgraven. Vanzelfsprekend, in die ontgravingen, als er archeologische resten in zitten, dan weet je dat deze verdwijnen.
8. (…) We hebben geïnformeerd of de muurresten konden blijven zitten. We kregen steeds hetzelfde antwoord, namelijk dat alle ondergrondse resten verwijderd moesten worden, omdat deze in de weg zaten bij het hijen en de overige funderingswerkzaamheden van de nieuwbouw. Ik was met de heer [de projectleider] op de bouwplaats aanwezig. Ik kan me niet meer herinneren of hij de hele tijd aanwezig is geweest. Hij was van te voren en in het begin aanwezig. We hebben het toen samen besproken, van goh, we gaan nu archeologische werkzaamheden uitvoeren. We moesten namelijk een gat graven en er zouden muurresten worden verwijderd. De heer [de projectleider] heeft ons verzocht ons om het gat in ieder geval snel weer dicht te gooien en het “flink aan te stampen”.
(…)
10. U vraagt mij wat er in het kader van de archeologische werkzaamheden met betrekking tot de beerput moest gebeuren. De muurresten die niet konden worden blijven behouden en zouden worden verwijderd, werden onderzocht. Een beerput is een gemetselde structuur, dit zijn ook muren. Een beerput is een hele diepe stortkoker. Als archeoloog kun je informatie verzamelen door het in detail te onderzoeken. We hebben daar een techniek voor, deze techniek heet couperen. Dat wil zeggen dat je deze ronde structuur door het midden snijdt, om zo naar het verticale vlak, het profiel, te kunnen kijken. Als je op die manier naar zo’n spoor kijkt, kan je te weten komen of er verschillende vullingen in zitten en vondstconcentraties en dat geeft ons inzicht in hoe zo’n structuur in het verleden is gebruikt. In het programma van eisen is opgenomen dat de beerputten die zouden verdwijnen tot op de bodem van de beerput zouden moeten worden onderzocht. In dit geval lag die bodem dieper dan de voorziene bodem van de bouwput.
11. U vraagt mij wiens keuze het was dat de beerput zou verdwijnen. Dat was de aannemer, of de sloper of de projectontwikkelaar. Ik kan geen onderscheid maken.
(…)
13. U vraagt mij of de kraanmachinist in mijn opdracht werkte. Zoals ik al aangaf, werkt de kraanmachinist voor het sloopbedrijf, [de (onder)aannemer] meen ik. [de (onder)aannemer] werkte voor de projectontwikkelaar, maar wij hebben natuurlijk op bepaalde momenten de kraanmachinist aangestuurd, als een bepaald archeologisch spoor vrijgelegd moest worden.
14. U vraagt mij wie bepaalde waar gegraven werd. Op basis van het bouwplan werd er gezocht naar ondergrondse funderingen om weg te halen. In feite werd waar er werd gegraven, bepaald door de projectontwikkelaar/sloper. Wij keken mee op die plekken en gaven dan soms, bij het vrijkomen van een archeologisch spoor, aan dat er op een bepaalde manier gegraven moest worden.
15. U vraagt mij wie er besliste dat het ondergrondse muurwerk moest worden verwijderd. Dat was de sloper. Ik neem aan dat hij werd aangestuurd door iemand van de projectontwikkelaar.
16. U vraagt mij of ik opdracht aan de kraanmachinist heb gegeven om het muurwerk te verwijderen. We hebben telkens aangegeven dat het weg mocht, als we klaar waren met het onderzoek. We hebben niet gezegd dat het weg moest. We hebben die opdracht niet gegeven. Ten aanzien van de beerput, waarvoor we hier vandaag bij elkaar zitten, is het wel zo dat de techniek, het couperen, ertoe heeft geleid dat de helft van het muurwerk is weggehaald. Alleen zouden wij dat onderzoek, het couperen, simpelweg nooit zijn gaan doen, als de structuur in de grond had kunnen blijven zitten. Het archeologisch opgraven in het algemeen is destructief onderzoek. Dat geldt ook voor couperen.
Op vragen van mr. J.H.S. Kloots antwoord ik als volgt:
(…)
5. U vraagt mij op basis waarvan ik heb aangenomen dat er muurresten zouden worden verwijderd. Wat mij betreft is dat voortgevloeid uit het ingediende bouwplan en uit gesprekken met de projectontwikkelaar en de sloper, waaruit is voortgevloeid dat er funderingen weggehaald zouden worden. Uit het programma van eisen vloeit wel voort dat de funderingen, die worden weggehaald, archeologisch moeten worden onderzocht. Dit is dus een explicatie afspraak geweest tussen de projectontwikkelaar en Archeologie [plaats 2] . De eis voor het archeologisch onderzoek is vastgelegd in de afgegeven vergunning.
(…)
9. U vraagt mij hoe het gesprek over de beerput is gegaan tussen mij, de heer [de projectleider] en de heer [X] . Zoals ik het mij herinner is het gesprek met de heer [X] heel kort geweest. We hebben deze beerput besproken, omdat deze al zichtbaar was. Er is geïnformeerd hoe we daarmee zouden omgaan. Ik meen me te herinneren dat de heer [X] toen heeft aangegeven dat alle ondergrondse muren zouden worden gesloopt. Hij heeft me toen doorverwezen naar de heer [de projectleider] . Die had zicht op de praktische kant van de werkzaamheden in de bouwput. Met de heer [de projectleider] heb ik toen wat langer over dezelfde vraag gesproken: moet dit ondergrondse metselwerk al dan niet weg? Hij gaf aan dat dit het geval was. Wij zouden het metselwerk dus gaan onderzoeken en op de bouwplaats is gesproken over de vraag hoe wij dit zouden gaan doen. Het onderwerp van de beerput kwam in een breder kader ter sprake: hoe gaan wij het archeologische onderzoek en de sloop op elkaar afstemmen. Omdat wij geen opstartoverleg hadden gehad, werd dat op die manier besproken. (…)”