ECLI:NL:RBDHA:2019:590

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
R.15.911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde schuldsaneringsregeling met schone lei ondanks tekortkoming sollicitatieverplichting

Op 25 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenaar die onder de schuldsaneringsregeling viel. De rechtbank had eerder, op 22 december 2015, de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. W.J. Don benoemd tot rechter-commissaris, terwijl mr. J. Perez Herrera als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder heeft op basis van artikel 351a van de Faillissementswet een verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 11 januari 2019 werd de schuldenaar gehoord, samen met de bewindvoerder.

De rechtbank moest beoordelen of de schuldenaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn sollicitatieverplichtingen gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank constateerde dat de schuldenaar in het eerste half jaar onvoldoende had gesolliciteerd. De schuldenaar verklaarde echter dat hij had gesolliciteerd via werk.nl, maar dat de website gecrasht was, waardoor sollicitatiebewijzen verloren waren gegaan. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een tekortkoming, deze van geringe betekenis was en dat de schuldenaar in het algemeen zijn verplichtingen had nagekomen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank dat de schuldsaneringsregeling eindigde met een 'schone lei', ondanks de tekortkoming. De rechtbank stelde ook de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.559,42 en het vastrecht op € 630,-, voor zover de boedel toereikend was. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Nobel en was openbaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/15[000]R
Vonnis van 25 januari 2019
in de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] (Egypte),
wonende te [adres], [postcode en woonplaats],
schuldenaar.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 22 december 2015 is ten aanzien van schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en van mr. J. Perez Herrera (Koppelman & Perez Bewindvoering), kantoorhoudende te Zuidland, tot bewindvoerder.
1.2
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw) schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.3
Bij brief van 26 december 2018 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.4
Op 11 januari 2019 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn verzoeker, vergezeld van een vriendin, en S.A.M. Koppelman namens de bewindvoerder verschenen en gehoord.
1.5
De uitspraak is hierna bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 22 december 2018 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend.
2.2
Op grond van de overgelegde stukken en het ter terechtzitting verhandelde stelt de rechtbank vast dat schuldenaar het eerste half jaar van de schuldsaneringsregeling niet, althans onvoldoende (aantoonbaar), heeft gesolliciteerd of fulltime heeft gewerkt. Schuldenaar heeft hieromtrent ter terechtzitting verklaard dat hij gedurende die periode wél heeft gesolliciteerd via werk.nl. Dit is echter niet (meer) aan te tonen, omdat de site van werk.nl op enig moment is gecrasht waardoor de sollicitatiebewijzen verloren zijn gegaan, aldus schuldenaar. Nu schuldenaar zelf eindverantwoordelijk is voor de nakoming van de op hem rustende sollicitatieverplichting, is in beginsel sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting van zes maanden.
2.3
De rechtbank is echter van oordeel dat de onder 2.2. genoemde tekortkoming niet in de weg staat aan een beëindiging van de schuldsaneringsregeling met de zogenoemde ‘schone lei’. Uit een schriftelijke verklaring van de helpdesk van werk.nl blijkt dat schuldenaar daadwerkelijk heeft geprobeerd de sollicitatiebewijzen terug te halen. Ook heeft schuldenaar ter terechtzitting nog de ontbrekende sollicitatiebewijzen over april 2018 en juni 2018 tot en met november 2018 overgelegd, zodat schuldenaar zijn sollicitatieverplichting voor het overgrote deel van de schuldsaneringsregeling (juni 2016 tot het einde van de looptijd van de regeling) is nagekomen.
2.4
Het gehele verloop van de schuldsaneringsregeling in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat de onder 2.2. genoemde tekortkoming van geringe betekenis is en derhalve buiten beschouwing zal worden gelaten. Daarnaast zijn door schuldenaar alle overige verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren nagekomen. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen en van zodanige redenen zijn ook niet gebleken. De rechtbank zal beslissen zoals hierna vermeld. Kort gezegd brengt deze beslissing mee dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van schuldenaar eindigt met de zogenoemde ‘schone lei’.
2.5
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van één uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en bepaalt dat deze tekortkoming gezien haar geringe betekenis buiten beschouwing blijft;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar zijn geëindigd op 22 december 2018;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.559,42 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 630,-, voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. D. Nobel, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2019 in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.