5.4De rechtbank merkt nog op dat het BMA-advies ten aanzien van de beschikbaarheid van een van de genoemde alternatieven een onjuistheid lijkt te bevatten. Ten aanzien van flufenazine staat namelijk in de brondocumenten achter het BMA-advies vermeld dat dit juist niet beschikbaar (‘not available’) is in Rwanda.
Ten aanzien van de vragen van het EHRM
6. Eiser wijst er op dat het EHRM naar aanleiding van een door eiser op
4 februari 2013 ingediende klacht vragen heeft gesteld. De beroepsgrond dat verweerder ten onrechte deze vragen niet heeft beantwoord kan niet slagen. Deze vragen zijn in deze procedure niet meer aan de orde, omdat het EHRM bij beslissing van 30 augustus 2018 heeft besloten de zaak van eiser te schrappen vanwege de onderhavige nationale artikel 64-procedure. Bovendien zijn de vragen geformuleerd voorafgaand aan het [partij] -arrest en dat is het kader waar de rechtbank nu van uit moet gaan.
Ten aanzien van de identiteit en nationaliteit
7. De beroepsgrond van eiser ten aanzien van het door verweerder gehanteerde ‘paspoortvereiste’ kan ook niet slagen. Verweerder werpt dit niet langer tegen aangezien inmiddels bij brief van 13 juli 2018 een kopie van het vernieuwde Rwandese paspoort van eiser is overgelegd. Deze grond behoeft geen bespreking meer.
Ten aanzien van de reisvaardigheid van eiser
8. De beroepsgrond van eiser ten aanzien van zijn reisvaardigheid kan ook niet slagen. Eiser heeft deze grond ter zitting zo toegelicht dat de verpleegkundige die eiser zal moeten begeleiden tijdens de reis hem niet kan dwingen zijn medicatie in te nemen. Nu uit het BMA-advies blijkt dat eiser om de drie maanden een depot krijgt, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiser tijdens de reis medicatie toegediend zou moeten worden.
9. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Mede in verband met het opvragen van een nader medisch advies stelt de rechtbank hiervoor een termijn van twaalf weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
10. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.