ECLI:NL:RBDHA:2019:6010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische redenen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Ghanese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat zij lijdt aan verscheidene hartklachten en vreesde voor haar gezondheid bij terugkeer naar Ghana. De staatssecretaris heeft haar aanvraag afgewezen, met als argument dat de benodigde medische zorg in Ghana beschikbaar is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de medische zorg in Ghana niet betrouwbaar is vanwege de aanwezigheid van nepmedicijnen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA), die bevestigden dat de noodzakelijke medische zorg in Ghana beschikbaar is, ondanks de zorgen over nepmedicijnen. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bij eiseres ligt. Eiseres heeft geen contra-expertise of medische stukken overgelegd die de BMA-adviezen tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen belemmeringen zijn voor eiseres om terug te keren naar Ghana, en dat de afwijzing van haar verzoek om uitstel van vertrek rechtmatig was.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.