ECLI:NL:RBDHA:2019:6361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
C/09/518164 / FA RK 16-7018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en vaststelling hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2019 een beschikking gegeven over het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen, [X] en [Y]. De vrouw, [X], heeft verzocht om het ouderlijk gezag over de kinderen alleen aan haar toe te kennen, terwijl de man, [Y], verzocht om het gezag en de hoofdverblijfplaats bij hem vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de kinderen al geruime tijd op een geheim adres verblijven en dat er geen contact is geweest tussen de ouders. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd, die heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag te beëindigen en het hoofdverblijf bij de moeder te bepalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voor de kinderen in hun belang is dat er rust en duidelijkheid komt, en dat de voortzetting van het gezag door de vader niet wenselijk is. De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezag alleen aan de moeder toekomt en dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn. De verzoeken van de vader om een omgangsregeling zijn afgewezen, omdat de kinderen geen contact met hem willen hebben en er zorgen zijn over hun ontwikkeling. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader vier keer per jaar op de hoogte moet houden van de ontwikkeling van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-7018
Zaaknummer: C/09/518164
Datum beschikking: 4 juni 2019
Gezag, hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken / omgang

Beschikking op het op 9 september 2016 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende op een
GEHEIM ADRES,
advocaat: mr. D.R.M. de Vos te Bergen op Zoom.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 23 januari 2018 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten en advies uit te brengen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling is aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 30 januari 2019 van de Raad, met als bijlage het rapport en advies van de Raad (kenmerk [nr.] ;
  • het F9-formulier van 21 maart 2019 van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift van de man van 1 april 2019 met producties.
De minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over de verzoeken. [minderjarige 3] heeft zich schriftelijk uitgelaten over deze verzoeken.
Op 2 april 2019 is de behandeling van de zaak ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vrouw en de man. Met de vrouw is tijdens de zitting via een videoverbinding contact gemaakt.
Namens de Raad is verschenen: de heer [medewerker RvdK] van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.
De vader heeft de rechtbank na afloop van de zitting gewraakt. Dit wrakingsverzoek is bij beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 29 april 2019 afgewezen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw ziet thans nog op het treffen van de volgende nevenvoorzieningen:
- bepaling dat voortaan alleen aan de vrouw het ouderlijk gezag zal toekomen over de minderjarige kinderen van partijen;
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer ten aanzien van de nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de man – naar de rechtbank begrijpt - zelfstandig verzocht om:
- bepaling dat voortaan alleen aan hem het ouderlijk gezag zal toekomen over de minderjarige kinderen;
- primair vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de man, subsidiair vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen, in die zin dat de man de kinderen ieder weekend bij zich heeft.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Rapport van de raad, verzoek van de vader tot nader onderzoek
De Raad adviseert - kort samengevat - het gezamenlijk gezag te beëindigen, het hoofdverblijf bij moeder te bepalen en de vader het recht op omgang voor de duur van een jaar te ontzeggen.
De moeder handhaaft ter zitting haar verzoeken en stelt dat door het ontbreken van contact met de vader het gezamenlijk uitoefenen van het gezag niet mogelijk is. Zij stemt in met de adviezen van de Raad.
De vader heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan het raadsonderzoek. Het vertrouwen van de vader in de Raad is beschadigd na de uithuisplaatsing van de kinderen in 2007. Hij heeft aangegeven dat de kinderen in dat jaar op grond van onjuiste informatie en zonder deugdelijk onderzoek door de Raad uit huis zijn geplaatst. Hij heeft twee jaar geprocedeerd om zijn kinderen terug te krijgen. De Nationale Ombudsman heeft in 2012 naar aanleiding van klachten van de ouders over het optreden van de Raad in die procedure geconcludeerd dat de Raad heeft gehandeld in strijd met het vereiste van goede voorbereiding en het vereiste van onpartijdigheid.
Met betrekking tot het thans voorliggende rapport heeft de vader betoogd dat dit berust op leugens van de moeder. De vader stelt dat hij ten onrechte wordt beschuldigd van huiselijk geweld. Het bewijs hiervoor ontbreekt. De moeder heeft met haar leugens de huidige situatie, waarbij het contact tussen hem en de kinderen al meerdere jaren is verbroken, veroorzaakt. Indien moeder nu het gezag krijgt, wordt zij volgens hem beloond voor deze leugens. Hetgeen de kinderen hebben aangegeven zijn de verhalen afkomstig van hun moeder. Hij stelt dat hij juist altijd een belangrijke bijdrage heeft geleverd in de opvoeding en verzorging van de kinderen en wijst in dat verband op foto’s en informatie van onder andere school. Verder vindt hij het rapport tegenstrijdig: enerzijds gaat het goed met de kinderen, ook op school, anderzijds gaat het niet goed.
Het rapport van de Raad is naar aanleiding van conclusies uit 2012 niet opgesteld door de raad te Den Haag maar door de Raad te Rotterdam-Dordrecht. De Raad heeft gesproken met moeder en de kinderen en heeft informatie ingewonnen bij de opvang en de politie. Informatie over hoe het op school gaat is verkregen via de opvang.
De Raad rapporteert onder meer dat alle kinderen hebben verteld over emotioneel en fysiek geweld door de vader in de thuissituatie, grote teleurstellingen, strenge straffen en wantrouwen in hun vader. Volgens de Raad is niet duidelijk of de visie van de kinderen wordt gevormd door eigen ervaringen en beleving of dat zij elkaar daarin versterken. Het blijft daardoor volgens de Raad onduidelijk wat elk kind voor zichzelf vindt en heeft beleefd. De Raad stelt dat het ondanks deze onduidelijkheid wel de werkelijkheid is van alle vier de kinderen. Alle vier zijn ze in meer of mindere mate beschadigd en getraumatiseerd, aldus de Raad.
In deze procedure gaat het om de vraag welke hoofdverblijfplaats gezags- en zorgregeling thans, gegeven het feit dat moeder en de kinderen inmiddels een aantal jaren op een geheime locatie wonen en leven, in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft begrip voor het standpunt van de vader dat hij nader onderzoek wenst naar de door hem betwiste stellingen van de vrouw over het huiselijk geweld tijdens het huwelijk omdat hij stelt ten onrechte te worden beschuldigd. Met de Raad is de rechtbank echter van oordeel dat het voor de beantwoording van de hier aan de orde zijnde vraag niet zozeer nodig is om vast te stellen of in het verleden daadwerkelijk sprake is geweest van fysiek geweld door de vader als wel hoe het nu met de kinderen gaat en wat op dit moment in hun belang nodig is.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de Raad voldoende zorgvuldig is geweest en dat het advies inzichtelijk is gemotiveerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding nader onderzoek te (laten) verrichten om vast te stellen of de vader daadwerkelijk huiselijk geweld heeft gepleegd. Het verzoek daartoe wijst de rechtbank af.
Beoordeling van de verzoeken tot beëindiging van het gezag vader en van moeder
De rechtbank moet beoordelen of sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders bij voortduring van het gezamenlijk gezag of dat beëindiging van het gezamenlijk gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is, als bedoeld in artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
De moeder en de kinderen verblijven al 2,5 jaar op een voor de vader geheim adres. Gedurende die periode is er nauwelijks contact geweest tussen de ouders. In 2018 heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend om de kinderen te laten starten met traumabehandeling. De moeder heeft inmiddels al meerdere jaren alleen de zorg over de kinderen. Onder deze omstandigheden valt naar het oordeel van de rechtbank niet te verwachten dat binnen afzienbare termijn het contact tussen de vader en de moeder voldoende zal verbeteren.
Niet staat vast of sprake is geweest van huiselijk geweld door de vader. Mogelijk zal nooit volledig duidelijk zal worden wat tussen de gezinsleden is voorgevallen. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank het voor de beoordeling van de voorliggende verzoeken niet nodig dat nader onderzoek wordt verricht om de waarheid vast te stellen. Uit de gesprekken met de kinderen en het advies van de Raad is het de rechtbank wel duidelijk geworden dat de kinderen door de scheiding van de ouders veel hebben meegemaakt, er grote zorgen over hun ontwikkeling zijn en de kinderen langdurig hulpverlening nodig zullen hebben.
De rechtbank acht het voor de kinderen thans belangrijk is dat er rust en duidelijkheid komt en dat de strijd tussen de ouders niet langer een belemmering vormt om noodzakelijke en belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. De omstandigheid dat de kinderen al lange tijd met de moeder op een geheim adres verblijven en er al die tijd geen contact tussen de vader en de moeder is geweest, maakt dat de rechtbank voortzetting van het gezag door vader nu niet in het belang van de kinderen acht. De moeder draagt al jaren alleen de zorg over de kinderen en de rechtbank ziet geen aanleiding haar gezag te beëindigen.
De rechtbank zal bepalen dat de moeder alleen met het gezag wordt belast.
Hoofdverblijf van de kinderen
Nu de moeder het eenhoofdig gezag zal hebben volgt uit het bepaalde in artikel 1:12 BW dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben. De rechtbank hoeft op dit punt niet afzonderlijk te beslissen.
Contact met vader
De vader verzoekt een regeling vast te stellen waarbij hij de kinderen elk weekend bij zich heeft.
De moeder stelt dat de kinderen contact met hun vader mogen hebben, zodra zij aangeven dit te willen en dit op een veilige wijze kan plaatsvinden.
De drie oudste kinderen hebben de rechtbank laten weten geen contact met hun vader te willen hebben.
De Raad ziet geen mogelijkheden voor contact tussen de kinderen en de vader. De kinderen zijn erg angstig voor de vader en wonen op een geheim adres. Uit het onderzoek van de Raad volgt dat de kinderen erg kwetsbaar zijn. De kinderen zijn inmiddels gestart met traumatherapie en de Raad heeft ter zitting meegedeeld dat de behandelaars bevestigen dat er trauma’s zijn. De kinderen ervaren volgens de Raad ernstige belemmeringen in hun ontwikkeling en er zijn zorgen over hun toekomstperspectief. De Raad adviseert eerst de individuele hulpverlening voor de kinderen en de ouders in gang te zetten en van daaruit te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor contactherstel.
Vaststaat dat er al meerdere jaren geen contact is geweest tussen de kinderen en de vader. De rechtbank acht de wens van de kinderen – zeker gelet op hun leeftijd – van groot gewicht bij de beslissing over een omgangsregeling. De kinderen hebben aangegeven geen contact met de vader te willen hebben. De rechtbank volgt het advies van de Raad en de wens van de kinderen en zal het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment afwijzen.
Informatieregeling
Ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen.
De rechtbank acht het wenselijk dat de moeder de vader vier maal per jaar op de hoogte houdt over de ontwikkeling van de kinderen.
Indien de kinderen onder toezicht worden gesteld door de rechtbank Zeeland-West Brabant dient de informatie per post via de jeugdbeschermer te worden verstrekt.
Zonder ondertoezichtstelling zal de informatieverstrekking moeten plaatvinden via een andere tussenpersoon, bijvoorbeeld door de contactpersoon van de moeder bij de politie.
Nu niet is verzocht om een informatieregeling zal de rechtbank hierover geen bepaling opnemen in het dictum.
Gelet op de toezegging van de moeder ter zitting dat zij bereid is om informatie te delen gaat de rechtbank ervan uit dat zij aan de hiervoor beschreven regeling uitvoering aan zal geven.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder, [X] , geboren op [geboortedatum] 1980 te ’ [geboorteplaats] , het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats]
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats]
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst alle overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. van Paridon, O.F. Bouwman en A.M. Gruschke, kinderrechters, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2019.