ECLI:NL:RBDHA:2019:6463
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen door bestuursorgaan in asielprocedure met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit hebbende, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Justitie en Veiligheid, die ook zijn rechtsvoorganger is. Eiser heeft op 30 september 2018 een asielaanvraag ingediend, maar de wettelijke beslistermijn is verstreken. Eiser heeft verweerder op 1 april 2019 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna hij op 18 april 2019 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op een dwangsom, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft op basis van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een dwangsom verbeurd is voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van 42 dagen en een totaalbedrag van € 1.442.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de bijzondere omstandigheden die verweerder heeft aangevoerd, er aanleiding is om een andere termijn te stellen voor het nemen van een besluit. Verweerder heeft aangegeven dat door een hogere instroom van asielzoekers en de diverse samenstelling van de asielpopulatie er achterstanden zijn ontstaan. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen, zodat eiser de gelegenheid krijgt voor een eerste en nader gehoor.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 voor elke dag dat de uitspraak niet wordt nageleefd, met een maximum van € 15.000. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 256. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.