Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 februari 2018 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 augustus 2018;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 december 2018;
- de conclusie na enquête van [A] van 16 januari 2019;
- de conclusie na enquête van Cerme van 13 februari 2019;
- de rolbeslissing van 6 maart 2019, waarbij [A] is toegestaan bij akte te reageren op de conclusie na enquête van Cerme;
- de akte van [A] , genomen op de rol van 20 maart 2019;
- de rolbeslissing van 27 maart 2019, waarbij Cerme is toegestaan bij akte te reageren op de akte van [A] ;
- De akte van Cerme van 10 april 2019.
- [getuige 1] ;
- [getuige 2] ;
- [getuige 3] .
12 maart 2010 tussen Cerme en [A] (in hun hoedanigheid van vennoten van de VOF) als verkopende partij enerzijds en Cerme als kopende partij anderzijds. Zij stelt dat [A] die akte ter zake de levering van de broncode van het programma Mega-Kassa (inclusief auteursrecht) door de VOF aan Cerme nooit zou hebben getekend als deze niet eerst in 2005 door hem zou zijn geleverd aan de VOF. Cerme verliest bij die redenering echter uit het oog dat partijen kunnen zijn overeengekomen dat [A] de auteursrechten in de VOF zou inbrengen, maar dat geen voor daadwerkelijke overdracht vereiste leveringsakte is opgesteld (zie hiervoor onder 2.2). Daar komt bij dat [A] heeft gesteld dat hij niet wist dat hij in 2010 voor overdracht van auteursrechten tekende en dat hij indien hij dat wel had geweten nooit zou hebben getekend, omdat hij in 2009 deze rechten al aan een andere partij ( [X] ) had verkocht. De overeenkomst uit 2010 kan dan ook niet bijdragen aan het bewijs dat in 2005 de volle gerechtigdheid tot auteursrechten op het programma Mega-Kassa door [A] is ingebracht in de VOF.