ECLI:NL:RBDHA:2019:6937
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een mvv op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Marokkaanse, had op 2 april 2019 beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat de referent, de partner van eiseres, niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent een WGA-uitkering ontvangt, maar dat dit niet voldoende is om aan de vereisten voor gezinshereniging te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de referent niet over stabiele en regelmatige inkomsten beschikt die nodig zijn om eiseres te onderhouden zonder een beroep te doen op sociale bijstand. Eiseres voerde aan dat het UWV sinds 2009 geen onderzoek meer heeft verricht naar de arbeidsmogelijkheden van de referent en dat er geen participatieplan is. De rechtbank oordeelde echter dat het beleid van de staatssecretaris niet onredelijk is en dat de referent de mogelijkheid had om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het UWV-besluit. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.