ECLI:NL:RBDHA:2019:7356
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Afghanistan
Op 9 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, van Afghaanse nationaliteit, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd om uitzetting naar Afghanistan te voorkomen. De verzoeker had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 juni 2019 als niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij op 9 juli 2019 zou worden uitgezet.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het document dat de verzoeker had overgelegd, een kopie zonder vertaling, onvoldoende duidelijkheid bood over de inhoud en dat er geen redelijke kans van slagen was voor het beroep. De voorzieningenrechter heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter in Roermond, waarin soortgelijke gronden zijn behandeld. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij op grond van de Definitierichtlijn en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens bescherming behoeft, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een ander oordeel rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn beroep een redelijke kans van slagen had. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.