In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot bevel tot boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflaatster, die op 8 mei 2017 is overleden. De erflaatster had in haar testament haar echtgenoot en kinderen als erfgenamen benoemd en een ouderlijke boedelverdeling vastgesteld. De vader, die als executeur testamentair was benoemd, had de verplichting om een boedelbeschrijving op te maken. Verzoeker, een van de kinderen, heeft op 27 november 2018 een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een bevel tot boedelbeschrijving door een notaris te geven, omdat hij meende dat de door de vader opgemaakte boedelbeschrijving niet voldeed aan de wettelijke eisen en hij onvoldoende inzicht had in de nalatenschap.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2019 is gebleken dat de vader aanvankelijk overleg had gehad met een notaris en een boedelbeschrijving had opgemaakt. Verzoeker heeft echter bezwaren geuit over de volledigheid van deze beschrijving, met name over het ontbreken van informatie over bankrekeningen en inboedelgoederen. De vader heeft daarop een gecorrigeerde boedelbeschrijving verstrekt, maar verzoeker bleef van mening dat er een notariële boedelbeschrijving moest komen, vooral vanwege de emotionele waarde van bepaalde inboedelgoederen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huidige boedelbeschrijving voldoet aan de wettelijke eisen en dat verzoeker geen voldoende belang heeft bij een notariële beschrijving. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, maar de vader wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, omdat hij eerder de gevraagde informatie had moeten verstrekken. De beslissing houdt in dat de vader € 319,-- aan verzoeker moet betalen, terwijl ieder voor de overige kosten van de procedure zelf verantwoordelijk is.