ECLI:NL:RBDHA:2019:7614
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Belastingplichtigheid voor afvalstoffenheffing en de status van gebruiker van een perceel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de afvalstoffenheffing. Eiser, eigenaar van een perceel in Den Haag, had bezwaar aangetekend tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2018, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser als gebruiker van het perceel kan worden aangemerkt, aangezien hij de beschikking had over het perceel, ondanks het feit dat hij in 2018 niet in het perceel woonde en het leeg stond. De rechtbank oordeelde dat de verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zoals vastgelegd in artikel 10.11 van de Wet milieubeheer, ook van toepassing is op percelen waar geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit werd onderbouwd door het feit dat een bedrijf van eiser sinds 1 maart 2016 op het adres van het perceel is gevestigd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.J. Ebbeling, in aanwezigheid van griffier P.C. Stroebel, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.