ECLI:NL:RBDHA:2019:8051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/486333 / FA RK 15-2638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th.W. van Ravenstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsnaam van minderjarige in die van de moeder en omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan over de wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige en de omgangsregeling met de vader. De moeder had verzocht om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in die van haar, omdat de minderjarige al geruime tijd de wens koesterde om deze naam te dragen. De vader verzette zich tegen deze wijziging en hoopte op een toekomstig contact met zijn dochter, waardoor zij zich meer met hem zou identificeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die nog niet de leeftijd van twaalf jaar had bereikt, zich bewust was van haar afkomst en dat zij nauwelijks een band met haar vader had kunnen opbouwen. De rechtbank oordeelde dat het belang van de minderjarige zwaarder woog dan het belang van de vader, en heeft het verzoek tot geslachtsnaamswijziging toegewezen. Tevens werd de omgangsregeling met de vader afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat het niet in het belang van de minderjarige was om contact met de vader te blijven stimuleren, gezien de recente ontwikkelingen in hun relatie. De bijzondere curator, die was aangesteld om de minderjarige te vertegenwoordigen, werd ontslagen van haar taken, aangezien haar werkzaamheden niet langer nodig waren. De rechtbank benadrukte dat de toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamswijziging niet in de weg zou staan aan een mogelijk toekomstig contact tussen de vader en de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 15-2638 (omgangsregeling) en FA RK-15-4830 (wijziging geslachtsnaam)
Zaaknummers: C/09/486333 (omgangsregeling) en C/09/491141 (wijziging geslachtsnaam)
Geclusterd onder nummer: 42522
Datum beschikking: 6 augustus 2019

Omgang en wijziging geslachtsnaam

Beschikking

op het op 9 april 2015 ingekomen verzoek in de zaak met kenmerk C/09/486333:

[y]

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg (voorheen: mr. J.M. Molkenboer te Tilburg).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] , België,
advocaat: mr. K. Moene te Leidschendam,
en

[minderjarige]

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mevrouw drs. A. van Teijlingen te [vestigingsplaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.
Alsmede op het op 19 juni 2015 ingekomen verzoek in de zaak met kenmerk C/09/491141:

[X]

de moeder,
en
[YY] ,
de stiefvader,
beiden wonende te [woonplaats] , België,
advocaat: mr. K. Moene te Leidschendam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg (voorheen mr. J.M. Molkenboer te Tilburg),
en

[minderjarige]

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mevrouw drs. A. van Teijlingen te [vestigingsplaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure(s)

Bij beschikking van 7 december 2018 van deze rechtbank is mevrouw drs. A. van Teijlingen benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] . In deze beschikking is verder bepaald dat de bijzondere curator schriftelijk verslag doet aan de rechtbank en aan belanghebbenden en
– indien nog nodig – een standpunt inneemt over de verzoeken om een omgangsregeling en geslachtsnaamwijziging, en voorts dat zowel de moeder, de stiefvader als de vader, schriftelijk op het verslag kunnen reageren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het verslag van de bijzondere curator van 10 februari 2019;
- het F9-formulier van 19 maart 2019 van de zijde van de vader;
- de brief van 26 maart 2019 van de zijde van de vader.
Op 9 juli 2019 is de behandeling ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader vergezeld van zijn advocaat, de moeder en de stiefvader vergezeld van hun advocaat, en mevrouw drs. A. van Teijlingen, de bijzondere curator.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
Omgangsregeling
Ter beantwoording van de vraag of (en zo ja hoe) het contact tussen [minderjarige] en de vader kan worden hersteld, heeft de bijzondere curator het volgende aan de rechtbank gerapporteerd. Ten tijde van het schrijven van het rapport had [minderjarige] haar vader tweemaal gesproken via Skype. Tijdens deze gesprekken heeft de vader veel vragen van [minderjarige] , ook de pijnlijke, beantwoord. Omdat de gesprekken goed verliepen, zou er in de maanden februari, maart en april 2019 eenmaal per maand via Skype contact zijn, waarna er zou worden uitgebreid naar eens per twee weken, met uitzondering van de vakanties. Ouders en stiefvader stonden open voor real-life-ontmoetingen, zo lang daarbij de woorden en signalen van [minderjarige] zouden worden gevolgd.
Bij de aanvang van de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat de contacten zich vervolgens anders hebben ontwikkeld dan dat de rechtbank op basis van het verslag van de bijzondere curator had verwacht. Het derde gesprek tussen [minderjarige] en de vader verliep moeizamer dan de eerst twee, wat ertoe heeft geleid – zo begrijpt de rechtbank – dat de vader is ‘geblokkeerd’, waarna hij zich heeft teruggetrokken. Niet alleen is hij daarna het geplande vierde gesprek met [minderjarige] uit de weg gegaan, ook was hij niet meer bereikbaar (per voicemail of per e-mail) voor de moeder, de stiefvader en de bijzondere curator. De moeder, de stiefvader en de bijzondere curator hebben ter zitting aangegeven dat zij de ontstane situatie heel moeilijk vinden voor [minderjarige] . Zij had zich immers opengesteld om haar vader na jaren – op zijn verzoek – beter te leren kennen. Zij is nu teleurgesteld dat haar vader niet(s) meer van zich heeft laten horen en ook niet meer bereikbaar lijkt te willen zijn. Onder deze omstandigheden is het niet alleen moeilijk om van [minderjarige] te verwachten dat zij in contactherstel met de vader blijft investeren – aldus de bijzondere curator – ook moet ervoor worden gewaakt dat [minderjarige] (opnieuw) wordt teleurgesteld door de vader, aldus de moeder en de stiefvader.
De advocaat van de vader heeft ter zitting bepleit dat sprake is van onmacht aan de zijde van de vader. De vader wil dolgraag contact met zijn dochter, maar is bang iets fout te zeggen of te doen, waardoor hij blokkeert en de indruk ontstaat dat hij het af laat weten. De advocaat betreurt het – zoals iedereen ter zitting aanwezig – dat de contactmomenten zijn gestopt en dat de vader haar hierover niet spoedig heeft geïnformeerd. Was dit anders gelopen, dan had zijzelf of de bijzondere curator een rol kunnen vervullen bij het aanmoedigen van de vader om de gemaakte contactafspraken weer vlot te trekken. Nu zijn enkele kostbare maanden verstreken en is de vader – en ook [minderjarige] – in zekere zin weer terug bij af. De advocaat heeft de rechtbank verzocht de vader nog een allerlaatste kans te geven door het verzoek dat ziet op de contactregeling wederom voor langere tijd aan te houden. De moeder en [minderjarige] wonen alweer enige jaren in België en deze uit 2015 daterende zaak is daarmee de laatste kans van de vader om binnen het Nederlandse rechtssysteem een omgangsregeling te realiseren.
Hoewel er bij de rechtbank begrip is voor de hiervoor geschetste worstelingen aan de zijde van de vader en voor zijn kennelijke onmacht om op stabiele wijze invulling te geven aan zijn diep gevoelde wens om contact te hebben met [minderjarige] , acht de rechtbank het niet langer in het belang van [minderjarige] om van haar te verwachten dat zij in het kader van deze gerechtelijke procedure meewerkt aan contact tussen haar en de vader. Gelet op de recente ontwikkelingen, ziet de rechtbank nu geen ruimte meer om het verzoek tot een omgangsregeling wederom aan te houden. De rechtbank zal het verzoek in deze eindbeschikking dan ook afwijzen.
Geslachtsnaamwijziging
Bij tussenbeschikking van 12 mei 2016 van deze rechtbank is bepaald dat aan de moeder en de stiefvader voortaan het gezamenlijk gezag toekomt over [minderjarige] . Deze beslissing is gebaseerd op artikel 1:253t, eerste en tweede lid Burgerlijk Wetboek (BW).
De moeder handhaaft haar verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] in de geslachtsnaam van de moeder. Onder verwijzing naar de (niet gewijzigde) gronden in het inleidend verzoek van 9 april 2015 stelt de moeder dat [minderjarige] inmiddels al ruim vier jaar de wens koestert om “ [geslachtsnaam X] ” te heten en dat [minderjarige] deze wens goed gemotiveerd heeft gedeeld met de bijzondere curator.
De vader persisteert bij zijn verzet tegen de geslachtsnaamwijziging. Hij hoopt in de toekomst alsnog een zodanig contact met [minderjarige] te kunnen opbouwen dat zij zich meer met hem gaat identificeren, waardoor zij niet langer de behoefte voelt om de geslachtsnaam te wijzigen. Omdat daar (nog meer) tijd mee gemoeid zal zijn nu de contacten zijn gestagneerd, heeft de vader ter zitting verzocht het verzoek tot geslachtsnaamswijziging met twaalf maanden aan te houden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verzoek tot geslachtsnaamswijziging is gebaseerd op artikel 1:253t, vijfde lid BW juncto artikel 1:7, eerste en vijfde lid, BW, alsmede de regels voor geslachtsnaamswijziging (Besluit van 6 oktober 1997,
Stb.463).
Op grond van artikel 1:253t, vijfde lid BW moet een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander, worden afgewezen, als:
sub a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft
ingestemd met het verzoek;
sub b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid – gezamenlijk gezag –, wordt afgewezen; of
sub c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
In de nota van toelichting bij voornoemd besluit van 6 oktober 1997 is aangegeven welke feiten en omstandigheden een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of het belang van het kind zich tegen de verzochte geslachtsnaamswijziging verzet, te weten:
 is het kind voorgelicht omtrent zijn afkomst?
 leidt de verzochte naamswijziging tot eenheid van namen in het gezin?
 voert het kind de verzochte naam in de praktijk al en hoe lang doet het dat al?
 welke rol spelen beide ouders in het leven van het kind, welke contacten zijn er met beide ouders?
 accepteert het kind de situatie van het gezin waarin het zich bevindt?
Nu [minderjarige] de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt en het verzoek van de moeder en de stiefvader ten aanzien van het gezamenlijk gezag is toegewezen, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het belang van [minderjarige] zich verzet tegen de verzochte geslachtsnaamswijziging. De beoordeling of dit het geval is berust op een afweging van de omstandigheden, bij welke afweging aan het belang van de minderjarige groot gewicht moet worden toegekend (HR 24 januari 2003, ECLI:HR:2003:AF0204).
De rechtbank stelt voorop dat de geslachtsnaam van een persoon tot diens identiteits- en
afstammingskenmerken die altijd bij hem blijven, behoort, ook na de periode gedurende welke die persoon afhankelijk is van zijn verzorgers. Indien het verzoek om geslachts-naamwijziging een minderjarig kind betreft, zijn de belangen van het gezin waarin dat kind opgroeit in beginsel ondergeschikt aan het belang van dat kind bij het behoud van zijn identiteit. Lichtvaardige aantasting van het recht op de geslachtsnaam van een minderjarig kind verdraagt zich niet met diens belang.
In deze zaak is verzocht om de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in die van haar moeder en niet in die van de stiefvader.
Uit de stukken – in het bijzonder het verslag van de bijzondere curator van 10 februari 2019 – en uit wat ter zitting is besproken leidt de rechtbank af dat [minderjarige] zich bewust is van haar afkomst. Zij heeft aan de bijzondere curator verteld dat zij weet dat [y] haar biologische vader is. Zij weet echter bijna niets van hem omdat haar ouders uit elkaar zijn gegaan toen zij pas twee jaar was en zij hem alleen kort daarna nog enkele keren heeft ontmoet. [minderjarige] onderhoudt wel (schriftelijk) contact met haar grootouders vaderszijde ( [geslachtnaam Y] ), met wie de vader overigens geen contact meer heeft. Uit het verslag van de bijzondere curator komt helder naar voren dat [minderjarige] graag [geslachtsnaam X] wil heten omdat zij nu een andere naam heeft dan de rest van haar gezin. Zij doet soms ook net alsof zij (al) [geslachtsnaam X] heet. [minderjarige] heeft hier veel over nagedacht. Zij denkt niet dat de moeder verdrietig zou zijn als zij [geslachtnaam Y] zou (blijven) heten en [minderjarige] schaamt zich ook niet voor de naam [geslachtnaam Y] , aldus de bijzondere curator. [minderjarige] heeft – zo begrijpt de rechtbank – de authentieke wens om [geslachtsnaam X] te heten en daardoor meer bij het gezin van haar moeder te horen.
[minderjarige] heeft, kortom, nauwelijks een band of vorm van hechting met de vader kunnen opbouwen, waardoor zij zich maar zeer beperkt kan identificeren met de vader of met diens naam. Daar staat tegenover dat [minderjarige] identificatie met haar moeder (en met de naam van haar moeder) sterk is; [minderjarige] woont immers al haar hele leven in gezinsverband samen met haar moeder.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder, en van de inmiddels ook met het gezag belaste stiefvader, tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] in [geslachtsnaam X] dient te worden toegewezen. Het belang van [minderjarige] moet in dezen de doorslag geven en niet het belang van de vader, hoe invoelbaar ook.
De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van deze beslissing, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Ten overvloede
In hetgeen zowel de bijzondere curator als de moeder en de stiefvader naar voren hebben gebracht vertrouwt de rechtbank er op dat de moeder en de stiefvader [minderjarige] zullen steunen en begeleiden wanneer zij (weer) uit zichzelf gemotiveerd blijkt te zijn om contact met de vader te hebben. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamswijziging en het na ruim vier jaar ten einde komen van deze procedure niet in de weg zullen staan aan het hervatten van de contacten tussen de vader en [minderjarige] .
Beëindiging werkzaamheden bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige: [minderjarige] geboren op
[geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , in die zin dat de geslachtsnaam zal zijn “ [geslachtsnaam X] ” in plaats van “ [geslachtnaam Y] ”;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.Th.W. van Ravenstein, rechter tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P.W.M. Jans als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 augustus 2019.