In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2019 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een appartementencomplex aan de [ADRES] te Scheveningen. Eiser, een omwonende, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat de vergunning niet verleend had mogen worden vanwege ondeugdelijke voorbereiding en geluidshinder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft aangevraagd op 23 december 2016 en dat het college de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft gevolgd. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van ondeugdelijke voorbereiding. De rechtbank concludeert dat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de nabijheid van zijn woning tot het bouwproject. De rechtbank heeft verder overwogen dat de vergunning is verleend op basis van een goede ruimtelijke ordening en dat de geluidshinder niet aannemelijk is gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarmee de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.