ECLI:NL:RBDHA:2019:8290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/576099 / KG ZA 19/593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen flatbewoners over contact- en straatverbod en overlastsituatie

In deze zaak, die zich afspeelt in een wooncomplex, hebben flatbewoners een geschil over overlast en de vorderingen tot het opleggen van contact- en straatverboden. De eiseres, die in het complex woont, heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die ook in het complex wonen. De eiseres vordert dat de gedaagden verboden wordt contact met haar op te nemen en dat er straatverboden worden opgelegd aan enkele gedaagden. De eiseres stelt dat zij al geruime tijd wordt lastiggevallen door de gedaagden, die haar zouden bedreigen en intimideren. De gedaagden daarentegen stellen dat het juist de eiseres is die de confrontatie opzoekt en dat zij zelf slachtoffer zijn van haar gedrag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen de partijen, maar dat het niet mogelijk is om te bepalen wie de hoofdveroorzaker van de overlast is. Hierdoor zijn de vorderingen van de eiseres niet toewijsbaar. De voorzieningenrechter heeft partijen aangespoord om elkaar voorlopig te ontlopen en elkaar niet te filmen of fotograferen, om verdere escalatie te voorkomen. De vorderingen in reconventie van de gedaagden zijn eveneens afgewezen, omdat zij geen partij zijn bij de afspraken die met de woningbouwvereniging zijn gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/576099 / KG ZA 19/593
Vonnis in kort geding van 2 augustus 2019
in de zaak van
[eiseres], te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. de Koning te Lisse,
tegen:

1.[gedaagde 1], te [plaats 2],

2. [gedaagde 2]te [plaats 3],
3. [gedaagde 3]te [plaats 4],
4. [gedaagde 4]te [plaats 5],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. Y. Benjamins te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk afzonderlijk aangeduid als ‘[eiseres]’, ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’, ‘[gedaagde 3] en ‘[gedaagde 4]’. Gedaagden in conventie (tevens eisers in reconventie) worden hierna samen aangeduid als ‘[gedaagden]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2019, met producties;
- de akte houdende een eis in reconventie;
- de door [gedaagden] overgelegde producties;
- de door [eiseres] overgelegde aanvullende producties;
- de op 19 juli 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door [gedaagden] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] woont in een woning aan de [adres 1] te [plaats 1]. [eiseres] huurt de woning van woningbouwvereniging Stek (‘Stek’). De woning van [eiseres] maakt onderdeel uit van een wooncomplex. [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben in datzelfde wooncomplex een woning. [gedaagde 1] woont aan de [adres 2]. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] wonen aan de [adres 3]. [gedaagde 2] is met [gedaagde 1] gehuwd geweest. [gedaagde 2] staat ingeschreven in een woning in [plaats 3], maar verblijft regelmatig in de woning van [gedaagde 1].
2.2.
Tussen [eiseres] en [gedaagde 1] is vanaf ongeveer medio augustus 2018 onenigheid ontstaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij Stek meldingen gedaan van overlast, provocatie en intimidatie door [eiseres] (en haar hond). Andersom heeft ook [eiseres] bij Stek melding gemaakt van overlast en intimidatie door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (en de hond van [gedaagde 1]). Naar aanleiding van de klachten heeft op 1 oktober 2018 op het kantoor van Stek een gesprek plaatsgevonden tussen Stek en [eiseres] (en haar advocaat). Daarbij heeft Stek een afspraak gemaakt met [eiseres] met als doel de overlastsituatie te beperken. Bij brief van 31 oktober 2018 heeft Stek [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de afspraken op de hoogte gesteld. In de brief schrijft Stek, voor zover van belang:
“De volgende afspraken zijn met mevrouw [eiseres] gemaakt:
-
Zij parkeert haar auto niet meer aan de balkonzijde, maar aan de galerijzijde en gaat via die ingang naar binnen;
-
Zij laat haar hond niet meer uit aan de balkonzijde en vermijdt elk contact met u;
-
Zij stopt met het maken van foto’s en filmopnames van u/uw balkon en van andere bewoners van de flat;
-
Haar hond heeft te allen tijde een muilkorf om als deze zich in en om het complex bevindt.
Om de overlast te beëindigen is ook uw medewerking vereist. Stek verzoekt u hierbij dan ook om uw auto aan de balkonzijde te parkeren en die ingang te gebruiken. Daarnaast verzoekt Stek u contact met mevrouw [eiseres] te vermijden, niet naar/tegen haar te schelden en de overlast van uw hond te beëindigen.”
2.3.
Na 1 oktober 2018 heeft [eiseres] haar auto enige tijd in overeenstemming met de afspraak aan de achterzijde geparkeerd. Vanaf 19 december 2018 is [eiseres] haar auto weer aan de voorzijde gaan parkeren. De onenigheid tussen [eiseres] en [gedaagde 1] is niet geëindigd. Ook is onenigheid ontstaan tussen [eiseres] enerzijds en [gedaagde 3] en [gedaagde 4] anderzijds, die zich aan de kant [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geschaard. Andersom heeft dhr. [A] (‘[A]’), die aan de [adres 4] woont, zich inmiddels aan de kant van [eiseres] geschaard. Vanaf januari 2019 zijn over en weer verschillende meldingen gedaan bij Stek en bij de politie. Zo zijn onder meer de volgende meldingen gedaan:
- [gedaagde 1] heeft op 21 januari 2019 bij Stek melding van gemaakt van het maken van foto’s door [eiseres] op het moment dat [gedaagde 1] in de auto stapt of op straat loopt;
- [eiseres] heeft op 15 maart 2019 bij de politie aangifte gedaan van smaad en laster in verband met aan haar gerichte brieven die vermoedelijk door [gedaagde 3] in het portiek, de lift en bij haar voordeur waren opgehangen;
- [gedaagde 1] heeft op 20 maart 2019 bij de politie aangifte gedaan van een klap die op 29 februari 2019 bij een ruzie door [eiseres] zou zijn uitgedeeld, nadat [gedaagde 1] de hand van [eiseres] wegduwde omdat [eiseres] haar filmde;
- Op 15 april 2019 heeft [eiseres] bij de politie melding gedaan van het naar beneden gooien met grind en aarde door [gedaagde 1];
- Op 25 april 2019 heeft [gedaagde 3] aangifte gedaan van bedreiging door [A];
- Op 3 juni 2019 heeft [eiseres] aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde 3];
- Op 19 juni 2019 heeft [gedaagde 1] bij Stek gemeld dat zij op 18 juni 2019 door de ongemuilkorfde hond van [eiseres] is gebeten; volgens [eiseres] is dat onjuist, was de hond gemuilkorfd en heeft [gedaagde 1] haar hond geschopt.
2.4.
Stek is begin 2019 bij de kantonrechter een ontruimingsprocedure tegen [eiseres] gestart. Stek heeft haar vorderingen later weer ingetrokken, nadat de kantonrechter op de comparitiezitting als voorlopig oordeel had gegeven dat de vorderingen niet toewijsbaar waren, onder meer omdat het de kantonrechter niet duidelijk was of [eiseres] of juist [gedaagden] de veroorzaker(s) van de overlast in het complex is (zijn).
2.5.
Stek heeft bij verzoekschrift van 28 juni 2019 de kantonrechter verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bepalen. Stek wil meerdere bewoners van het wooncomplex (onder wie ook [eiseres] en [gedaagden]) en de wijkagent als getuigen doen horen. In de toelichting op het verzoek schrijft Stek dat het voor Stek tot op heden niet duidelijk is wie precies de schuldigen zijn aan het veroorzaken van overlast in het wooncomplex en dat Stek aan de hand van de verklaringen van de getuigen wil beoordelen wat er concreet aan de overlast kan worden gedaan. De kantonrechter zal het verzoek op 2 oktober 2019 mondeling behandelen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i. [gedaagden] verbiedt contact op te nemen met [eiseres];
ii. [gedaagde 2] een straatverbod oplegt voor de [adres 5] te [plaats 6];
iii. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] beveelt zich te onthouden van elke uiting van smaad of laster;
iv. [gedaagden] verbiedt [eiseres] te benaderen, aan te spreken, te volgen, te beledigen, te bedreigen en schriftelijk contact op te nemen met [eiseres];
in alle gevallen (i. tot en met iv.) met oplegging van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat het verbod wordt overtreden, met een maximum van € 50.000,-, en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. Sinds ongeveer een jaar wordt het woongenot van [eiseres] ernstig verstoord door [gedaagden] [eiseres] is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgescholden en bedreigd. [gedaagde 1] heeft met een waterpistool de telefoon van [eiseres] vernield. Ook heeft [gedaagde 1] materialen (water, steentjes, stukjes appel, aarde) vanaf haar balkon naar [eiseres] gegooid en [eiseres] in de hal aangevallen. [gedaagde 3] heeft [eiseres] bedreigd en uitgescholden. Daarnaast heeft [gedaagde 3] diverse keren briefjes in de gang van het wooncomplex opgehangen met smadelijke teksten over [eiseres]. [gedaagde 4] heeft [eiseres] op 18 juni 2019 aangevallen. De pesterijen door [gedaagden] houden onverminderd aan. Stek heeft tot op heden onvoldoende actie ondernomen om de overlast voor [eiseres] te verminderen. Stek wil eerst het voorlopig getuigenverhoor afwachten alvorens verdere stappen te ondernemen, maar het verzoek tot voorlopig getuigenverhoor wordt pas op 2 oktober 2019 behandeld. De situatie is thans voor [eiseres] onhoudbaar. Het gedrag van [gedaagden] heeft daar dusdanig aangegrepen dat zij haar huis bijna niet durft te verlaten. [eiseres] wordt ernstig in haar persoonlijke vrijheid en privéleven beperkt. Er is een reële kans op toekomstige confrontatie met [gedaagden] en dus op gevaar voor [eiseres]. De huidige situatie rechtvaardigt de vergaande maatregel van een contact- en/of straatverbod voor [gedaagden]
3.3.
[gedaagden] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert – zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i. [eiseres] beveelt haar auto te parkeren aan de achterzijde van het wooncomplex; op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-
ii. [eiseres] beveelt haar hond te muilkorven wanneer zij zich met haar hond buiten de woning begeeft; op straffe van een direct opeisbare aan [gedaagden] te betalen boete van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-,
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
Daartoe voert [gedaagden] – samengevat – het volgende aan. Op 1 oktober 2018 zijn binnen de driehoeksverhouding [gedaagde 1], [eiseres] en Stek afspraken gemaakt, met als doel de kans op confrontatie tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zo veel mogelijk te beperken. Onderdeel van die afspraken was dat [eiseres] haar auto aan de achterzijde van het complex zou parkeren en dat [eiseres] haar hond zou muilkorven wanneer zij zich buiten de woning zou begeven met de hond. [eiseres] komt deze afspraken niet langer na, althans niet altijd. [gedaagden] vordert dat [eiseres] die afspraken nakomt.
3.6.
[eiseres] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Een contactverbod en een straatverbod vormen een ernstige inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk rechtvaardigen.
4.2.
Vast staat dat het in het afgelopen jaar meermalen tot een confrontatie tussen partijen is gekomen. Ter illustratie wijst de voorzieningenrechter naar het hiervoor onder 2.3 weergegeven overzicht van de meldingen die partijen over en weer hebben gedaan van onder meer bedreigende uitingen, scheldpartijen, fysiek geweld en andere ongeregeldheden. Hoewel in dit kort geding verder geen uitspraak wordt gedaan over de juistheid en de gegrondheid van al deze meldingen, is wel voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van meerdere incidenten. Eveneens is aannemelijk dat de verhouding tussen partijen dusdanig verstoord is, dat er nog steeds een niet geringe kans op incidenten is wanneer partijen elkaar in of rondom het gebouw tegenkomen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt echter eveneens vast dat partijen tot op heden telkens elkaar aanwijzen als de belangrijkste aanstichter van de ongeregeldheden. [eiseres] stelt dat [gedaagden] voortdurend de confrontatie opzoeken. Volgens [gedaagden] is het juist [eiseres] die [gedaagden] telkens opzoekt, onder meer door hen telkens te filmen en te fotograferen. Illustratief voor de uiteenlopende standpunten is het recente incident op 18 juni 2019. [eiseres] stelt daarover dat [gedaagde 1] haar heeft opgezocht en aangevallen en de (volgens [eiseres] gemuilkorfde) hond van [eiseres] heeft geschopt. [gedaagde 1] heeft een andere lezing. Volgens [gedaagde 1] was het juist [eiseres] die haar aanviel en had [eiseres] de muilkorf van de hond afgedaan, waarna de hond [gedaagde 1] heeft gebeten.
4.4.
Beide partijen hebben verklaringen van medebewoners van het wooncomplex die hun lezing van de gebeurtenissen ondersteunen. Stek heeft zich inmiddels op het standpunt gesteld dat het horen van verschillende bewoners en de wijkagent noodzakelijk is om meer inzichtelijk te krijgen wie de hoofdschuldige van de aanhoudende confrontaties is. Het is bij de huidige stand van zaken ook voor de voorzieningenrechter niet mogelijk om  in het beperkte bestek van dit kort geding  met voldoende aannemelijkheid een antwoord te geven op de vraag of [gedaagden] de belangrijkste veroorzakers van de overlast zijn (zoals [eiseres] stelt) of dat het juist [eiseres] is die telkens de confrontatie zoekt (zoals [gedaagden] aanvoert). Het gaat te ver om zonder duidelijkheid over deze schuldvraag (die immers de verwijtbaarheid van het handelen van partijen in sterke mate kan kleuren) al over te gaan tot het opleggen van een verstrekkende maatregel als een contactverbod of een straatverbod. De vorderingen van [eiseres] zijn dan ook niet voor toewijzing vatbaar.
4.5.
Wel hecht de voorzieningenrechter eraan het volgende op te merken. Ongeacht het antwoord op de vraag wie van partijen de belangrijkste veroorzaker van de overlast is, staat wel vast dat de verhouding tussen partijen ernstig verstoord is en dat de kans op incidenten groot is als partijen elkaar tegenkomen. Voor het bewaren van de rust strekt het dan ook tot aanbeveling dat partijen elkaar voorlopig zo veel mogelijk proberen te ontlopen en zich uit eigen beweging onthouden van onderling contact. Verder is op de mondelinge behandeling gebleken dat partijen veel tijd en energie steken in het filmen en fotograferen van elkaar, wat, zo blijkt uit de verklaringen van partijen, vervolgens over en weer tot irritatie leidt en daarmee ook de kans op confrontatie en escalatie vergroot. De voorzieningenrechter beveelt partijen dan ook met klem aan om in de toekomst elkaars privacy te respecteren en zich te onthouden van het filmen en fotograferen van elkaar. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor het filmen van en door andere medebewoners die op enige wijze in het geschil betrokken zijn geraakt.
4.6.
Hoewel de vordering niet voor toewijzing vatbaar is, is tegelijkertijd vastgesteld dat in dit kort geding geen duidelijk antwoord kan worden gegeven op de vraag wie van partijen  als het gaat om het onderliggende kerngeschil  gelijk heeft en daarmee feitelijk als de in het gelijk gestelde partij is aan te merken. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
in reconventie
4.7.
De vordering in reconventie wordt eveneens afgewezen. Nog daargelaten wat de juridische status is van de afspraken die op 1 oktober 2018 met Stek zijn gemaakt, geldt dat dit afspraken zijn die zijn gemaakt tussen Stek enerzijds en [eiseres] anderzijds. Dat volgt uit de brief van Stek van 31 oktober 2018 (productie 2 [gedaagden]), maar ook uit de dagvaarding van Stek in de ontruimingszaak, waarin Stek zich op de aanvullende afspraken met [eiseres] heeft beroepen (productie 4 [gedaagden]). [gedaagden] is geen partij bij de overeenkomst tussen Stek en [eiseres] en kan daarvan geen nakoming vorderen.
4.8.
[gedaagden] is in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij aan te merken, zodat zij moet worden veroordeeld in de proceskosten. De aanvullende proceskosten in reconventie aan de kant van [eiseres] worden begroot op nihil, aangezien de vordering in reconventie beperkt is en het niet meer nakomen van de met Stek gemaakte parkeerafspraak ook al in het geschil in conventie aan de orde is gekomen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2019.
av