ECLI:NL:RBDHA:2019:8292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van recreatiewoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een recreatiewoning voor de onroerende-zaakbelasting. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, die de waarde op € 197.000 had vastgesteld. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 182.000, onderbouwd met vergelijkingsobjecten van hetzelfde type recreatiewoning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum, 1 januari 2017, te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd om de vastgestelde waarde aannemelijk te maken. De rechtbank wees erop dat de WOZ-waarde van woningen inclusief BTW dient te worden vastgesteld, maar dat in dit geval de waarde van de woning exclusief BTW moest worden bepaald, aangezien de koper in de recreatiewoningenmarkt doorgaans een particulier is en geen ondernemer voor de omzetbelasting.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en wijzigde de beschikking, waardoor de vastgestelde waarde werd verlaagd tot € 182.000. Tevens werd de aanslag onroerende-zaakbelasting aangepast en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.667,26. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.