ECLI:NL:RBDHA:2019:8346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf door staatloze minderjarige in het kader van adoptie
In deze zaak heeft eiser, een gesteld staatloze minderjarige, een visum voor kort verblijf aangevraagd om zijn referent in Nederland te bezoeken en in het kader van adoptie een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming mogelijk te maken. De referent en zijn echtgenote hebben de Nederlandse nationaliteit, maar het verzoek tot adoptie van eiser is eerder afgewezen. De verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, heeft de aanvraag afgewezen op basis van onvoldoende aangetoonde sociale en economische binding van eiser met zijn land van herkomst, wat leidde tot redelijke twijfel over zijn terugkeer na het verblijf in Nederland. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelt dat de verweerder zich op een redelijke manier op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet voldoet aan het middelenvereiste en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een positieve verplichting voor de Nederlandse Staat met zich meebrengen om eiser kort verblijf toe te staan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.