ECLI:NL:RBDHA:2019:8423
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige opsluiting en schadevergoeding in strafcel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. Rens, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. F. Boone. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 845,25 wegens onrechtmatige opsluiting in een strafcel gedurende zeven dagen. De eiser had eerder een disciplinaire straf opgelegd gekregen in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, waar hij van 9 mei 2017 tot en met 23 augustus 2017 gedetineerd was. De Commissie van Toezicht had het beklag van de eiser gegrond verklaard, maar de beroepscommissie had de toegewezen schadevergoeding als te laag beoordeeld en een hogere vergoeding toegekend.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de disciplinaire straf niet zonder aanzegging mocht worden opgelegd, wat de Commissie van Toezicht had bevestigd. Echter, de rechter oordeelde dat de opsluiting in de strafcel op zich niet onrechtmatig was en dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn vordering tot een hogere schadevergoeding. De eiser had ook gesteld dat hij psychisch letsel had opgelopen, maar dit was niet onderbouwd met concrete gegevens. Daarom werd de vordering van de eiser afgewezen.
De rechter heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat, vastgesteld op € 120,--. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kosten direct moeten worden betaald, ongeacht een eventueel hoger beroep.