In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Jemenitische nationaliteit, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 24 augustus 2018. Eiser had eerder, op 8 mei 2019, beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak op 20 juni 2019 waarin de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen twee weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft op 11 juli 2019 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris niet tijdig had beslist. De rechtbank overweegt dat, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris nog steeds niet op de aanvraag heeft beslist, en dat de dwangsomperiode nog niet is verstreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om de staatssecretaris opnieuw een termijn op te leggen, aangezien de dwangsom al een prikkel vormt om een besluit te nemen.
De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 256,-. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier I. Broekhuizen, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.