Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.UNILEVER NEDERLAND B.V.,
UNILEVER NEDERLAND HOLDINGS B.V.,
UNILEVER N.V.,
UNILEVER RESEARCH AND DEVELOPMENT VLAARDINGEN B.V.,
UNILEVER VENTURES HOLDINGS B.V.,
BAC IP B.V.,
1.Het verzoek en het verweer
2.De beoordeling
door appèl het snel doen horen van getuigen zou kunnen frustreren’, terwijl bij een dergelijk appel, niemand belang heeft ‘
de verzoeker niet, omdat hij zijn verzoek ingewilligd zag, en de tegenpartij of toekomstige tegenpartij niet, omdat een voorlopig getuigenverhoor geen nadeel aan de zaak kan toebrengen.’, aldus de Minister. [2] Het voorlopig getuigenverhoor strekt immers onder meer ertoe het mogelijk te maken dat spoedig na het plaatsvinden van omstreden feiten daaromtrent getuigenverklaringen kunnen worden afgelegd, en te voorkomen dat bewijs verloren gaat. [3] De bestaansgrond van art. 188 lid 2 Rv is derhalve gelegen in de spoedeisendheid die doorgaans eigen is aan het voorlopig getuigenverhoor. [4] Dit appelverbod kan worden doorbroken voor zover in appel erover wordt geklaagd dat art. 186 Rv door de eerste rechter ten onrechte of met verzuim van essentiële vormen is toegepast, of ten onrechte buiten toepassing is gelaten (de ‘doorbrekingsgronden’). [5]
niet voor deze situatie geschreven[is]’. Daarbij wordt, naar de begrijpt, kennelijk gedoeld op (analoge toepassing van) de uitzonderingsbepaling van art. 360 lid 3 Rv, luidende “
Het hoger beroep ingesteld tegen eentussenbeschikking waartegen ingevolge artikel 358, derde lid[bedoeld zal zijn vierde lid, r-c],
geen hoger beroep openstaat, schorst de werking niet.” (onderstreping toegevoegd, r-c).
sollicitor, bij de mondelinge behandeling aanwezig was. Dit duidt er op dat zij op de hoogte was van het verzoek van Ablynx, terwijl zij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die art. 282 Rv biedt om op dat moment als belanghebbende een verweerschrift in te dienen. Een daartoe strekkend verzoek heeft zij evenmin gedaan. VHsquared heeft vervolgens gewacht tot (vrijwel) de laatst mogelijke dag om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank van 26 oktober 2019. Niet valt dan ook uit te sluiten, naar Ablynx betoogt, dat het hoger beroep is ingesteld met het uitsluitend doel om het horen van getuigen verder te vertragen. Tot slot ligt in het betoog van Ablynx, naar de r-c begrijpt, besloten dat het, gelet op het optreden van VHsquared tijdens de mondelinge behandeling, niet vaststaat dat zij moet worden aangemerkt als een belanghebbende die hoger beroep kan instellen.
onder de opschortende voorwaardedat het gerechtshof het door Ablynx ingestelde of in te stellen verzoek afwijst, dan wel dat op uiterlijk
14 februari 2019geen uitvoerbaar verklaring bij voorraad is uitgesproken. Dit brengt mee dat de getuigenverhoren op de reeds bepaalde data doorgang vinden wanneer het gerechtshof voor of op 14 februari 2019 de genoemde beschikkingen uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Wanneer dit op uiterlijk die datum niet is gebeurd, ongeacht of een daartoe strekkend verzoek is ingediend, worden de verhoren aangehouden.