ECLI:NL:RBDHA:2019:8589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing asielaanvragen op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak hebben opposanten verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 mei 2019, waarin hun beroep tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de asielaanvragen van de opposanten kennelijk ongegrond waren, omdat zij afkomstig waren uit een veilig land van herkomst. De opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld, waarbij zij stelden dat zij ter zitting gehoord wilden worden. De rechtbank heeft het verzet behandeld zonder zitting, omdat zij van mening was dat het beroep kennelijk ongegrond was en dat de opposanten niet voldoende argumenten hadden aangedragen die de eerdere beslissing konden weerleggen.
Tijdens de behandeling van het verzet heeft de rechtbank overwogen dat de opposanten niet hebben betwist dat hun aanvragen konden worden afgewezen en dat zij geen nieuwe argumenten hebben aangevoerd die twijfel zouden kunnen zaaien over de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de opposanten is om alle relevante argumenten en stukken naar voren te brengen in hun beroepschrift. Aangezien de opposanten geen specifieke omstandigheden hebben aangedragen die zouden aantonen dat Servië geen veilig land van herkomst is, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eerdere beslissing in stand kan blijven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van 15 mei 2019 blijft staan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.