ECLI:NL:RBDHA:2019:8591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Koerdische zanger wegens gebrek aan geloofwaardige onderbouwing van vervolging in Turkije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Koerd van Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging in Turkije vanwege zijn activiteiten als zanger van Koerdische liederen op bruiloften. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat de rechtbank de gestelde vrees voor vervolging niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 2016 problemen ondervindt door het zingen van Koerdische liederen, waarbij hij vreesde voor arrestatie door de Turkse autoriteiten. Tijdens de zitting op 8 augustus 2019 heeft eiser zijn situatie toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, de problemen die hij stelt te ondervinden als gevolg van zijn zangactiviteiten niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen directe problemen heeft ondervonden en dat zijn vrees voor vervolging voornamelijk is gebaseerd op veronderstellingen en niet op concrete feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.