ECLI:NL:RBDHA:2019:8594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling van asielverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 23 april 2019 asiel aangevraagd, maar uit Eurodac blijkt dat hij eerder in Italië en Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
Tijdens de zitting op 8 augustus 2019 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigden waren aanwezig. Eiser betoogt dat de Italiaanse autoriteiten hun verdragsverplichtingen niet nakomen en dat hij als kwetsbaar persoon extra bescherming nodig heeft, gezien zijn medische en psychiatrische zorgbehoeften. De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten in staat zijn om aan de zorgbehoeften van eiser te voldoen en dat er geen recente medische documenten zijn overgelegd die zijn kwetsbaarheid onderbouwen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om af te wijken van de Dublinverordening en dat de overdracht aan Italië kan plaatsvinden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.