In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiseres, geboren in 1987, heeft aangevoerd dat zij vanwege haar seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen in Nigeria asiel zoekt. Ze heeft verklaard dat ze op vrouwen valt en dat ze in Nigeria gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de omstandigheden waaronder zij in de prostitutie heeft gewerkt ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en niet voldoende inzicht heeft gegeven in haar persoonlijke beleving van haar seksuele geaardheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar aanvraag gegrond is op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning vormen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.