ECLI:NL:RBDHA:2019:8621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening asielaanvraag en opvangstatus van verzoekers in Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 augustus 2019 uitspraak gedaan in de zaken NL19.16423 en NL19.16425. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. S.R. Kwee, hebben asiel aangevraagd op 27 juni 2019, maar hun aanvragen zijn op 15 juli 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris stelde dat de Griekse autoriteiten reeds internationale bescherming aan verzoekers hadden verleend, waardoor zij zich onmiddellijk naar Griekenland moesten begeven. Dit leidde tot de beëindiging van hun verblijf in het AZC te Budel.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij de voorzieningenrechter vroegen om hun uitzetting te verbieden en de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekers, zolang er nog geen rechterlijk oordeel is gegeven over hun asielaanvragen in Nederland, recht hebben op opvang. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aanvragen die in Nederland zijn ingediend relevant zijn, ongeacht de eerdere beslissing van de Griekse autoriteiten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten te schorsen, waardoor verzoekers niet mogen worden uitgezet en de verstrekkingen door het COA moeten worden voortgezet totdat er een beslissing is genomen op hun beroepen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 512. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.