In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een echtpaar en hun drie kinderen, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft op 2 augustus 2019 de behandeling van het beroep gehouden, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. H. Youssef. De staatssecretaris was niet aanwezig. De eisers stelden dat zij documenten hadden die hun identiteit en familierechtelijke relatie konden aantonen, maar dat deze documenten niet door Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) aan de staatssecretaris waren overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had vastgesteld dat er geen substantieel indicatief bewijs van de identiteit van eisers was overgelegd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en gaf de staatssecretaris de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.024,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.