ECLI:NL:RBDHA:2019:8629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Weigering van visumaanvraag op basis van onvoldoende aangetoond verblijf en annulering hotelreserveringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Pakistaanse nationaliteit houdende vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had samen met haar drie minderjarige kinderen een aanvraag voor een kort verblijf visum ingediend met als doel toerisme. De aanvragen werden echter afgewezen door de minister, omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende waren aangetoond. Eiseres had op 11 oktober 2018 de aanvraag ingediend, maar de minister concludeerde dat de hotelreserveringen slechts waren gemaakt om de visumafgifte te bevorderen, en dat er twijfels bestonden over de terugkeer naar Pakistan.
Eisers maakten bezwaar tegen de afwijzing, maar het bezwaar werd door de minister kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten om de aanvragen af te wijzen. De rechtbank merkte op dat eiseres haar eerste hotelreservering had geannuleerd en dat de tweede reservering niet voldoende was onderbouwd. Bovendien was er geen uitleg gegeven over de wijziging van de reisplannen. De rechtbank concludeerde dat de minister op basis van de Visumcode in geval van twijfel aan het reisdoel, van afgifte kon afzien.
Eisers voerden aan dat de hoorplicht was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat de minister terecht van horen had afgezien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een kostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open, conform de Vreemdelingenwet 2000.