ECLI:NL:RBDHA:2019:8757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
C/09/571834 / FA RK 19-2829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met verschillende nationaliteiten en geen verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man, met de Nederlandse nationaliteit, heeft op 10 april 2019 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij hij stelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De vrouw, die de Colombiaanse nationaliteit heeft, heeft geen verweerschrift ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op het moment van indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats in Nederland had en daar al meer dan zes maanden verbleef. Hierdoor was de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding. Aangezien het verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot echtscheiding toe te wijzen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, die op [datum] 2016 te [plaatsnaam] zijn gehuwd. De beschikking is gegeven door rechter C.G. Meeder en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier F.W. Zalm. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/571834 / FA RK 19-2829
Beschikking d.d. 8 augustus 2019 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E.M.T. van Ruitenbeek-de Bekker, gevestigd te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 10 april 2019;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2016 te [plaatsnaam] . De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Colombiaanse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevond, deze daar sinds ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan die indiening verblijfplaats had en ten tijde van de indiening reeds de Nederlandse nationaliteit bezat, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaatsnaam] op [datum] 2016.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Zalm op 8 augustus 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..