ECLI:NL:RBDHA:2019:8757
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- C.G. Meeder
- F.W. Zalm
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding tussen partijen met verschillende nationaliteiten en geen verweer
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man, met de Nederlandse nationaliteit, heeft op 10 april 2019 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij hij stelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De vrouw, die de Colombiaanse nationaliteit heeft, heeft geen verweerschrift ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op het moment van indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats in Nederland had en daar al meer dan zes maanden verbleef. Hierdoor was de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding. Aangezien het verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot echtscheiding toe te wijzen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, die op [datum] 2016 te [plaatsnaam] zijn gehuwd. De beschikking is gegeven door rechter C.G. Meeder en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier F.W. Zalm. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.