ECLI:NL:RBDHA:2019:8877
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse vreemdeling met medische klachten en Berber achtergrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de vreemdeling afkomstig was uit een veilig land van herkomst, namelijk Marokko. De vreemdeling, geboren in 1986, had zijn aanvraag ingediend op 24 maart 2019 en stelde dat hij om economische redenen zijn land had verlaten. Hij gaf aan geen middelen van bestaan te hebben en dat hij ziek was, met nierklachten en een gebrek aan medische zorg in Marokko. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de omstandigheden die de vreemdeling aanvoerde geen raakvlakken hadden met de gronden voor vluchtelingenstatus volgens het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. De rechtbank concludeerde dat Marokko als veilig land van herkomst kon worden beschouwd, met uitzondering van LHBTI's, en dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn specifieke geval niet de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kon inroepen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de vreemdeling over zijn medische situatie, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd van zijn medische klachten. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.