ECLI:NL:RBDHA:2019:8981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
NL19.8275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan informatie en niet willen horen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Libische nationaliteit houder. Eiser had op 27 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, bij besluit van 5 april 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser geen informatie had verstrekt die van wezenlijk belang was voor de beoordeling van zijn aanvraag. Tijdens het gehoor heeft eiser aangegeven geen asiel te willen aanvragen en niet gehoord te willen worden zolang hij in bewaring verblijft.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet goed voorbereid was op het gehoor en dat hij recht heeft op gratis rechtsbijstand. De rechtbank overweegt dat eiser eerder een asielaanvraag heeft ingediend en dat hij op de hoogte moest zijn van de procedure. Eiser heeft tijdens het gehoor herhaaldelijk aangegeven niet gehoord te willen worden, wat de rechtbank als een vrijwillige keuze beschouwt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser geen inhoudelijke asielmotieven heeft gepresenteerd.

De rechtbank wijst de beroepsgronden van eiser af, waaronder de stelling dat er sprake is van strijd met het EVRM en de Procedurerichtlijn. De rechtbank oordeelt dat eiser de mogelijkheid heeft gehad om zijn asielmotieven naar voren te brengen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiser de mogelijkheid heeft om een nieuwe asielaanvraag in te dienen als hij bereid is om mee te werken aan een gehoor.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.8275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Mangroelal).

ProcesverloopBij besluit van 5 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.8276, plaatsgevonden op 7 mei 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 1996 en de Libische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 27 februari 2019 de onderhavige aanvraag ingediend.
Eiser heeft eerder, op 2 oktober 2018, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 4 februari 2019 is deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser niet is verschenen op de afspraak van zijn gehoor. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 buiten behandeling gesteld omdat eiser informatie die van wezenlijk belang is voor de beoordeling van zijn aanvraag niet heeft overgelegd. Tijdens het gehoor heeft eiser immers aangegeven dat hij geen asiel wenst aan te vragen en niet gehoord wil worden zolang hij in bewaring verblijft.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij is overvallen door het gehoor opvolgende aanvraag nu hij hierop niet door een advocaat is voorbereid. Na voorbereiding door een advocaat heeft eiser in zijn zienswijze aangevoerd dat hij nu wel bereid is om in bewaring gehoord te worden. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in samenhang met artikel 47 van het EVRM. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft bij strafrechtelijke zaken vastgesteld dat gratis assistentie is vereist als de lading ernstig is en dat dit ook het geval is bij bijzonder complexe gevallen in het civiele recht. Gezien de ernst van de problemen van een asielzoeker en de complexiteit kan deze jurisprudentie worden gebruikt om na te gaan of er een verplichting uit hoofde van artikel 47 van het EVRM bestaat om kosteloze rechtsbijstand te verlenen. Verder is het bestreden besluit in strijd met artikel 12 van de Richtlijn 2005/85/EG (oud) en artikel 14 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn), gelezen in het licht van het recht van de EU gehoord te worden alsmede het effectiviteitsbeginsel. In beginsel is vereist dat een persoonlijk onderhoud plaatsvindt in de eerste asielprocedure en kan alleen in uitzonderlijke gevallen hiervan worden afgezien. Tot slot voert eiser aan dat verweerder het risico op refoulement ten onrechte niet heeft beoordeeld. Eiser verwijst naar de verklaringen die hij tijdens het aanmeldgehoor heeft afgelegd over het overlijden van zijn vader tijdens de oorlog en de problemen die hij heeft ondervonden met zijn halfbroer evenals naar het Algemeen Ambtsbericht Libië van april 2019.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Ingevolge artikel 30c, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 buiten behandeling worden gesteld in de zin van artikel 28 van de Procedurerichtlijn, indien:
a. de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Zoals ter zitting is gebleken, staat niet vast dat eiser tijdig voor het gehoor opvolgende aanvraag op 20 maart 2019 is uitgenodigd, nu een uitnodiging voor dit gehoor ontbreekt in het door verweerder geüploade digitale dossier van eiser. Dit maakt echter niet dat verweerder de aanvraag van eiser ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Eiser heeft immers op 27 februari 2019, de dag dat hij in bewaring is gesteld, bij verweerder kenbaar gemaakt een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen en heeft het hiertoe bestemde formulier ondertekend. Aangezien eiser eerder een asielaanvraag heeft ingediend, moet eiser ermee bekend worden geacht dat verweerder een gehoor bij hem zal afnemen. Hoewel eiser stelt dat hij door het gehoor is overvallen en van tevoren geen advocaat heeft kunnen spreken, heeft verweerder hem tijdens het gehoor de mogelijkheid geboden op locatie een advocaat te spreken. Eiser heeft hierop geantwoord dat hij er geen bezwaar tegen heeft een advocaat te spreken maar dat hij niet gehoord wil worden zolang hij in detentie verblijft. Eiser heeft tijdens zijn gehoor dan ook expliciet en meermaals te kennen gegeven op dat moment niet gehoord te willen worden, ook niet na eventuele voorbereiding door een advocaat. De gehoormedewerker heeft eiser uitgelegd dat dit mogelijkerwijs tot gevolg heeft dat zijn aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld. Eiser heeft desondanks in zijn standpunt volhard. Gelet op deze omstandigheden had verweerder geen nieuwe datum voor een gehoor hoeven inplannen. De omstandigheid dat eiser in zijn zienswijze aangeeft wel gehoord te willen worden in detentie, maakt het voorgaande niet anders.
Nu eiser tijdens het gehoor geen inhoudelijke asielmotieven naar voren heeft gebracht, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser informatie die van wezenlijk belang is voor de beoordeling van zijn aanvraag niet heeft overgelegd. Om die reden heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 buiten behandeling kunnen stellen.
6.2.
Van strijd met artikel 6 in samenhang met artikel 47 van het EVRM is de rechtbank niet gebleken. In asielrechtelijke zaken staat immers gratis rechtsbijstand ter beschikking aan de vreemdeling. Aan eiser is een advocaat toegewezen en hij wordt in de huidige beroepsprocedure dan ook bijgestaan door een gemachtigde. Ook ziet de rechtbank niet in dat sprake is van strijd met de Procedurerichtlijn omdat geen persoonlijk onderhoud met eiser zou hebben plaatsgevonden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser in zijn eerste asielprocedure is uitgenodigd voor een gehoor om zijn asielmotieven toe te lichten maar dat hij zonder voorafgaand bericht van verhindering niet is verschenen. Eiser heeft zich in die procedure ook niet tot zijn advocaat gewend en heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de beslissing zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen, waardoor dit besluit in rechte vast is komen te staan. In de huidige procedure is eiser opnieuw uitgenodigd voor een gehoor om zijn asielmotieven naar voren te brengen maar heeft hij ten tijde van het gehoor aangegeven geen verklaringen te willen afleggen. De omstandigheid dat eiser tot op heden (nog) niet inhoudelijk is gehoord omtrent zijn asielrelaas komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico, nu hij zelf geen verklaringen hieromtrent heeft willen afleggen.
6.3.
De beroepsgrond dat verweerder ten onrechte niet op grond van eisers verklaringen uit het aanmeldgehoor en de algemene informatie die bij hem bekend is over Libië heeft beoordeeld of eiser een risico op refoulement loopt, faalt omdat slechts een besluit tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag ter toetsing voor ligt. Er is door verweerder geen inhoudelijk besluit op eisers aanvraag genomen. Het staat eiser overigens vrij om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, indien hij nu wel in staat alsook bereid is om mee te werken aan een gehoor om zijn asielmotieven naar voren te brengen. Als verweerder op die aanvraag een afwijzend besluit neemt, kan eiser zich eventueel wenden tot de bestuursrechter en de nu hier gewenste inhoudelijke toetsing krijgen. In de huidige procedure bestaat hiervoor echter geen aanleiding. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:919).
6.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser erop gewezen dat eiser medische problemen heeft maar dat hij zijn medisch dossier te persoonlijk vindt om integraal in te brengen. Nu eiser zijn medische problemen niet nader heeft toegelicht noch met medische stukken heeft onderbouwd, gaat de rechtbank aan deze omstandigheden voorbij.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.